United States or Sweden ? Vote for the TOP Country of the Week !


Zoo 'k droom, 'k geef al mijn have, om weer te ontwaken! Zoo 'k waak, bestraal' terstond me een booze ster En vell' mij om den eeuw'gen slaap te sluimren! Spreek, lieve nicht, wat ruwe wreede hand Verminkte uw lijf en hieuw dat zoet sieraad U af, de beide takken, in wier schaduw Zich vorsten gaarne hadden neergevlijd, Die toch het hooge heil niet mochten smaken Van uwe liefde?

Voor een eeuw'gen levenskrans, Heer, dit arme leven gansch! Doe nooit iets, om iets. Vele menschen zeggen, dat een Christen vroolijk moet zijn, om anderen te trekken. Dit is fout. Eigenlijk Jezuïtisme, protestantsch Jezuïtisme. Men moet nooit iets doen, om iets te bereiken; men moet eenvoudig doen wat men doet, zonder eenige bijbedoeling en het overgeven, wat deze handeling uitwerken zal.

Maar vroeger, toen Hoogmogenden der Staten Daar in den zomer poosden van 't bewind, En staat en krijg voor huis en vreê vergaten, En kind'ren stoeiden over 't melkwit grint, Toen leefde 't Huis en de bevolkte stroom Wiegde de schepen, die blank-zeilig gleden, Vredig van gang naar 't schatrijk Amsterdam, Nu droomt het landhuis daar zijn eeuw'gen droom Van eindloos heimwee naar die lang geleden Glorievolle eeuw, die nimmer wederkwam.

MARCUS. Ontstelde mannen, Rome's volk en zonen, Verstrooid door 't oproer als een vogelzwerm, Dien wind en stormgeloei uiteen doen spatten, Laat mij u leeren, die verspreide halmen Op nieuw tot ééne garve saam te voegen, Die stukgereten leden tot één lijf, Opdat niet Rome een vloek zij voor zichzelf, En zij, voor wie zoo groote rijken buigen, Niet, als een arm verstoot'ling, zonder hoop, Tot eeuw'gen smaad de hand sla aan zichzelf.

Hem heeft een duivel beet, in eeuw'gen dos, Een man, wiens hart met staal benageld is; Een wreede booze geest, een wolf, neen, meer, Een kerel, gansch gehuld in buffelleêr, Zoo'n ruggevriend met grijpers, die loert en spiedt en gluipt; 37 En zich in bochten wringt, door poortjes en gangen sluipt; Een hond op 't valsche spoor, maar die zijn wild toch speurt, En arme zielen, vóór 't gericht, ter helle sleurt.

DEMETRIUS. Verraadt gij zoo uw eed'le meesteres? AARON. Zij is mijn meesteresse, dit ikzelf; De kracht is 't en de beelt'nis mijner jeugd; Dit schat ik hooger dan de gansche wereld; Kwam ook de wereld in verzet, dit hoede ik, Of veler bloed in Rome dampt er voor. DEMETRIUS. Dit werpt op onze moeder eeuw'gen smaad. CHIRON. Haar booze misstap maakt haar Rome's afschuw.

Schoon' Idoena, die nooit sterft, Die door Valhals zalen zwerft, Is een rijke schat betrouwd In haar doos met app'len goud, Zulke wond're vruchten geven Aesir kracht ten eeuw'gen leven. Valhalla. De geschiedenis van Thiassi.

"Als door een koorts vermand, vangt 't lichaam aan te beven, Een vaal en doodlijk bleek bedekt mij 't aangezicht; Ik kwijn, ik zwijm, ik schei, van eeuw'gen nacht omgeven, Weldra van 't levenslicht." »Welnu, wat zegt gij van dit lied? Maar, bij Heracles, kindlief, wat zijt gij bleek geworden!

Er reisde een zeil naar onbekende kusten Op 't spiegelgladde kalme diep der zee, De boomen, hoog op 't strand, die zelden rusten, Stonde' onbewogen, als in eeuw'gen vree. Het zonnig blauw, in strakke welving over Het watervlak en 't groenbegroeide strand, Gaf dieper pracht aan 't donker eikenloover En bracht der beuken roode blad in brand.