Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !

Bijgewerkt: 13 juni 2025


O, Eberhard, waarom zwerft ge niet rond in bosch en veld in de laatste dagen van den stervenden zomer, zooals de andere kavaliers doen. Ge weet het toch, dat niemand ongestraft de godin der wijsheid dient.

Zij zag uit over 't gele loof van den herfst, over de dahlias en asters, die hun hoofden lieten hangen op de door den wind gebroken stengels. Zij zag de zwarte golven van 't Löfvenmeer, en een oogenblik geeft ze toe aan den twijfel. "Oom Eberhard," zegt ze, "wat is de wereld grauw en leelijk! Wat is alles hoopeloos. Ik wil graag sterven!"

De dood zal U zooveel te eerder van uw schrijftafel halen, omdat ge u door 't leven er niet van weg hebt laten lokken. Oom Eberhard haalt een dikke streep onder zijn laatsten regel.

Van de overigen zaten enkelen op het aanbeeld onder den grooten hamer; anderen zaten op de kolenwagens of op een hoop gietijzer. Löwenborg, de oude mystiker, sprak met Oom Eberhard, den filosoof, die naast hem op 't aanbeeld zat. "Van nacht sterft Sintram," zei hij. "Waarom juist van nacht?" vroeg Oom Eberhard. "Je weet nog wel, dat we verleden jaar een weddingschap aangingen.

Hier zat de groote krijgsheld, neef Christoffel, die nooit buiten de wanden van den kavaliersvleugel kwam, dan als er berenjacht was, of kans op een gewaagd avontuur; en naast hem Oom Eberhard, de filosoof, die niet om grappen te maken of feest te vieren naar Ekeby was getrokken, maar om, vrij van geldzorgen, zijn groot werk over de wetenschap bij uitnemendheid te voltooien.

Is er wel een zandbank in de Klarelv of een rif in 't Weenermeer, dat zij niet kennen? Vat hun hand niet even zeker het roer of de talie als den strijkstok of den teugel? Geen van de kavaliers is thuis gebleven. Oom Eberhard heeft zijn schrijflessenaar verlaten, neef Christoffel kwam uit den hoek bij de kachel. Zelfs de stille Löwenborg ging mee.

Alle oude wraakgoden zullen vallen, alle kracht en geweld voorbij gaan. Maar voorwaar! Gij, o liefde, zijt eeuwig! De oude Eberhard zit aan zijn schrijftafel, een prachtig meubel, met ontelbare laden, met marmeren blad en beslagen met oud koper. Hij werkt met vlijt en ijver, alleen boven in den kavaliersvleugel.

Hij was zóó verhard, dat hij, al lag hij ook in helsche vlammen, terwijl al de duivels er bij stonden en tegen hem grijnsden, toch beweerd zou hebben, dat ze niet bestonden, omdat ze niet kònden bestaan, want Eberhard was een groot philosoof. Gösta Berling zei tegen niemand wat hij dacht.

Oom Eberhard zit gebogen over de violoncel; zijn pruik is over zijn ééne oor heengegleden; zijn lippen beven van aandoening. Berg staat daar trotsch met zijn lange fagot. Nu en dan vergeet hij zich en blaast uit alle kracht; maar dan slaat Patroon Julius hem op zijn dikke hersenkas met den dirigeerstok. 't Gaat goed, 't gaat schitterend!

"Ach, Eberhard!" zegt zij. "Wat is arbeid? Is dat een God? Heeft dat een doel in zich zelf? Noem iets anders!" "Ik weet niets anders," antwoordde de grijsaard. Daar heeft zij den naam gevonden, dien ze zoekt, een armen, vaak bezoedelden naam. "Oom Eberhard, waarom noemt u de liefde niet?" Daar glijdt een glimlach langs den tandenloozen mond door rimpels en plooien omgeven.

Woord Van De Dag

zelenika

Anderen Op Zoek