Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 12 juni 2025
Zij eten, zij drinken, zij tafelen, zij nemen en geven ten huwelijk, zij loopen vreemde vrouwen na, zij koopen, zij verkoopen, zij woekeren, zij bouwen; de koningen voeren oorlog, de priesters peinzen op vermeerdering van inkomsten, de theologen breijen syllogismen, de monniken dweilen waar men ga, het volk komt in opstand.
En zonder dat ze 't zelf wisten, gingen die twee kinderen door het land, en leerden de menschen wat dat voor een gevaarlijke ziekte was, die in hun huis was binnengeslopen, en hoe ze die het beste bestrijden konden. Ze leerden de menschen, dat het niet genoeg was de plaats op te harken en de grond te dweilen. Ze moesten ook de spons en den borstel, de groene zeep en de witte gebruiken.
Nu is Jan aan 't glazen spuiten, En breekt bijna al de ruiten. Uw onheil, Jan, is nauw te peilen; En toch moet gij de stoep nog dweilen. Het wasschen is geen mannentaak, Maar wel het is der vrouwen zaak. Terwijl dat Jan het huiswerk doet, Sjouwt Griet op straat met mannenmoed. Dat Jan hier in het ziekbed lijdt, Maakt haar, dat spreekt, met recht verblijd. Jan bakert 't kind, wat zegt ge er van?
Ze had kousen en schoenen uit getrokken, den zwarten rok hoog om de heupen gewrongen, de strikbanden van den broek boven 'r knieën gebonden. Zoo trachtte ze 't water in een emmer te dweilen, telkens den doek als een vangnet uitspreidend, 'm wringend in 'r roode knuisten dat het slijkwater met proesten in den emmer spoot.
Sprotje voelde dat ze dacht: "Lak met ouwels, catechisatie.... langs de straat dweilen met andere doenieten van meiden!" Maar toen Mevrouw hoorde dat Marie Luthersch was, trok haar gezicht plotseling besluiteloos; zij had goede kennissen, die Luthersch waren, ze wou daarbij niet in een slechten dunk komen....
Op een hoop door mekaar lagen vodden, knipgoed-van-naaisters, vettige lappen, dweilen en zakken, oud-wollen kousen en hemden verscheurd met bloedige klonten. Een mand was gevuld met afval van blik en 'n kist met versche slagersbeendren, rottend en stinkend.
Juffrouw Jonkers liet haar de rest van het ontbijt afwasschen; toen moest zij de slaapkamervloer dweilen, toen het bed van Herman opmaken. Zij deed het in een vagen duizel van verslondenheid en aandacht; haar gansche wezen was als enkel wil om dat werk goed te doen, en al het andere was haar onwezenlijk en ver. Met een angst in 'r oogen volgde het vrouwtje sluikswijs de doening van het kind.
Met ruwige wreef wegveegde ze 't vuil van 't gezicht. Als een kreun spette het in den pot. Dirk, blij dat-ie wat mòcht, hield 't zusje vast, terwijl de vrouw, hooger schurkend den rokkenwrong, optrekkend den broek die nat-plooierig zakte, weder het water te dweilen begon. Jan kudderde mee.
Hij vierde zijn landing met een halve kist jenever op te dweilen en den ouden, asthmatischen stuurman van den schoener die hem gebracht had af te ranselen. Toen de schoener vertrok, riep hij de Kanaka's op het strand en daagde hen uit hem te leggen in een partijtje worstelen, en hij beloofde een kist tabak aan wie daarin zou slagen.
Trom plaste op zijn klompen door de petroleum en pakte Jantje op, dien hij regelrecht naar de keuken bracht. "Hier Griet, kleed hem maar dadelijk uit en stop hem in de tobbe," zei hij tegen zijn vrouw, die van schrik bijna niet spreken kon, toen zij de ramp in oogenschouw nam. Daarna haalde Grootvader eene tobbe uit het schuurtje, benevens een paar dweilen, en begon den vloer op te dweilen.
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek