United States or Western Sahara ? Vote for the TOP Country of the Week !


Maar hun warm leeven slaapt met hen, inniger dan wie gehuwd zijn, leeven dat voortgaat in sluimer, leeven dat nimmer staakt, noch onderbreeking kent. ...et in polvere dormiam. De klok omhoog toefde booven de stad. Toen, te middernacht, hoorde de wachter beneeden in de donk're klok beslooten stemmen fluistren, hoorbaar alleen voor hem, wachter te middernacht.

LAVINIA. En nu gij wordt gestoord in uw vermaak, Moet gij, dit spreekt van zelf, mijn eed'len gade Om driestheid gispen! Lieve, gaan wij heen; Laat haar 't genot van haar raafkleur'gen boel; Dit donk're dal voldoet aan haar bedoeling. BASSIANUS. Den koning, mijnen broeder, doe ik 't kennen. LAVINIA. Juist; lang reeds was hij kenn'lijk door hun doen; Een vorst, zoo goed en toch zoo boos bedrogen!

De benedenste gang, welke ongeveer een meter onder den beganen grond van het plein lag, voerde naar de kelders of onderste gewelven der torens: Grauwe kluizen, donk're holen, Nimmer door de zon bestraald, Waar geen lichtglimp heen kwam dolen, Dan in scheemring gansch verdwaald; Waar de wanden en gewelven Altoos biggelden van 't vocht, Of zij weenden om zichzelven Of om 't wee van zulk een krocht,

O liefde tóch! hoe heeft zij hen door 't leed gedragen, Wier hart het lichtend beeld van 'n leven in zich droeg, Dat ze als een witte ster boven den einder zagen, Totdat hun staf 't licht uit de donk're bergen sloeg, En door de grauwe weerld 'n zondvloed van liefde welde, Waarin de oude aarde eind'lijk ging bestaan ! O liefde was wel de bezieling van die helden, Die voor ons vochten, die hebben gedáán gedáán ! Ik was nog maar een bloem !

Ifings diep' en donk're vloed Scheidt der aarde kind'ren nu Van de plek, der goden woon; Open ligt het water, dat Nimmer ijskorst stremmen zal Wijl het wiel der eeuwen vliegt. Vafthrudni's-mal. Toen werd een groote bijeenkomst gehouden, waarop werd vastgesteld dat geen bloed binnen de perken van hun gebied of vredeplaats zou vergoten worden, maar dat er harmonie zou heerschen voor altijd.

En weet gij nog die jaren ? Ik weet nog vaag hoe men toen samenkwam en zong, Ik zie nog vaag die donk're lange lange scharen Met kleinen Mei voorop doch Mei is eeuwig jong; Maar, als het zomert, meen 'k die stemmen soms te hooren, Is 't of mijn oog op eens die verre wereld ziet, Dan groeit dat groot visioen dan ruischt weer in mijn ooren De zachte echo van een lang-vergeten lied

'k Ging af op het geluid, maar hoorde dra Het schreeuwend wicht bekijven met de woorden: "Stil, donk're schelm, half mij en half uw moeder, Verried niet fluks uw kleur, wiens welp gij zijt, Had u natuur begaafd met moeders uitzicht, Dan, schurk, hadt gij een keizer kunnen worden; Maar bij spierwitte kleur van stier en koe, Wordt nooit een kalf, dat koolzwart is, gefokt.

En het Leeven verrees, het klare, schoone Leeven. Toen hoorde beneeden de wachter te middernacht hoe het geluid van den Dood oover de stad hong in zeegening, het zeegende de stille dooden, de zwoegende leevenden, alle gerechte zielen. Liefdrijken en waarachtigen hoorden het in hun slaap, verborgen in donk're slaapsteeden der volle stad. Pax est electis Ejus.

Daar ruischt een volte in de poort Die aan Maria's ruste stoort.... Een weelderige kleurenvloed Golft door Gods heilig bruidsvertrek En purper en sameet beschaamt Het kindeke in zijn poover dek. 't Is of het kleine keersken bangt, Van schitteringen overblaakt, Of armer aan het kruishout hangt De Christus, nederig en naakt. Gaat zoo de ootmoedigheid ten zoen Om donk're zonden af te doen?

Uit de mousselienen kleeren Vloeide een geur als van jasmijn, Van haar lippen het begeeren, Kussend, weergekust te zijn Dat ik het mij kan verklaren Hoe 'k met onbedwongen lust Lippen, oogen, hals en haren Kussend... ben weerom gekust. III. Verzen uit het Boek "Dood". In memoriam Ida Roberti. De blanke mane Licht overal; De donk're lanen Staan langs den wal;