Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !

Bijgewerkt: 6 juni 2025


Emanuel's moeder was geheel een daartegenovergesteld wezen. Hoe deed ze moeite, het lieve vrouwtje, om haar leutig gemoed en haar ruchtige liefde, in Doening's bijzijn, te bedwingen! Ze had een klaar gezichtje, omkranst met een zijig grijs haar, en verlicht met al de blijdschap van hare gauwe blikken. Ze was niet groot. Ze placht te loopen rond den huize, al dansend gelijk een jong veulen.

Mevrouw Verlat was bleek geworden en pastoor Doening's voelend hoofd had hevig binnen zijne duizend hoorndraadjes getrild. Wat moest dat beteekenen? En wat was die duivelsche Sörge dan eigenlijk? Vere kon nauwelijks danken. Ze was uit hare eigen gedachten geworpen, en het docht haar dat men haar in een tooverwereld had gezet, waar zij alleen te ademen had. Tranen kittelden over hare oogen.

Ze waren een tijdlang vrienden geweest, en deze vriendschap had niet weinig bijgedragen tot de organische ontwikkeling van Doening's gevoeligheid. Toen Gezelle stierf, bleef hij lang denken aan den witten dood van Renildeken; want met Gezelle verloor hij, op een andere schaal van zijne kultuur, het eender iets dat hij met Renildeken verloren had. Hij ging gaarne om met de menschen.

Doordien pastoor Doening juist alsdan Johan Doxa aansprak, gelukte het Vere onder deze vernedering in tranen niet los te barsten. Lieven Lazare mengde zich zeer lichtelijk en haast onbezonnen in Doening's gesprek. Hij scheen den indruk van zijn woord onverlet en grillig voorbij te loopen.

Mijnheer du Bessy bracht zijn madrigal tot een galant einde en Francine teekende op den omslag van Doening's brief de schikking van de tafel, de stelling der bloemen en de plaatsing van de vierende familie.

Simon merkte wel, dat Doening's wangen niet meer, als vroeger, zoo mollig invielen; diepere groeven, gelijk met een priem geprent, vielen uit de hoeken van zijn neus tot onder zijne kin. Eene rappe aandoening, uit medelijden en eigen leed geboren, steeg op in hem. Hij boog het hoofd.

Renildeken was acht jaren oud, en ze droeg een spannend kleedje dat haar lijf nauw maakte als het kelkbuisje van sommige leliën, en hare armen rilden gelijk de wiegeling van eenzame halmen. Ze had heel kleine voetjes en een kopje van porselein. Na den dood van haar vader, Doening's broeder, kwam ze nu op de vierkante hoeve wonen en dadelijk was Emanuel zeer ingenomen met haar.

Dat geweldig weenen krenkte noch de kieschheid van Doening's hoofd, noch de lijze vleugeling van den zonnedag, noch de luwe zoetigheid der ruimte, noch Vere, die met gesloten oogen te luisteren lag. Ze luisterde naar wat haar die snikken zeiden. Ze luisterde lang en veel. Dan hief zij hare handen en zocht, stille, naar het hoofd dat schreide. Ze lei hare beide handen erop.

Hij bracht een fijne beweging over de muren en over de kanten sprei die op het bedde lag, en rond het grijs-kroezelend hoofd van pastoor Doening. Doening's hoofd was gebogen. Het dacht of het bad. Het was met zijne stille werken bezig. Vere bekeek het juist, omdat de morgenspeling dat hoofd zoo merkwaardig maakte. En toen, plotseling, overviel haar een zware vloed uit het verleden.

Woord Van De Dag

muggenbeten

Anderen Op Zoek