Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !

Bijgewerkt: 23 juni 2025


Lachares, Lachares, atheensch demagoog, kreeg na den slag bij Ipsus als aanhanger van Cassander grooten invloed, en wierp zich na diens dood als tyran op . Hij roofde, om aan geld te komen, o.a. de gouden mantel der godin, z. Athenae p. 102. Toen Athene zich aan Demetrius Poliorcetes overgaf, vluchtte hij naar Boeotië en werd hij te Coronea vermoord.

LYSANDER. Nu houdt ze mij niet vast; Volg me als ge durft, en 't blijke, wie van ons Het meeste recht op Helena bezit. DEMETRIUS. U volgen? juist; ik wijk van u geen duim. HERMIA. 't Is alles uwe schuld; neen, loop niet heen! HELENA. Neen, neen, 'k vertrouw u niet, gij zijt te fel; Ik heb genoeg van uw verfoeid gekwel.

DEMETRIUS. Wat kwetst ge een minnaar met zoo bittren smaad? Kwel zoo den vijand, die u 't bitterst haat. HERMIA. Ik hoon nog slechts, wijl ik 't bewijs nog zoek, Maar vrees, er waar wel reden voor mijn vloek. Hebt gij Lysander in den slaap gedood? Zoo baad in bloed, nu ge eenmaal bloed vergoot, En dood ook mij. De zon was aan den dag wis nooit zoo trouw, Als hij aan mij.

Zijn voornaamste werk was de Ialysus als jager voorgesteld, dat later in den Vredetempel te Rome was en bij den brand van dien tempel verloren ging. Toen Demetrius Poliorcetes Rhodus belegerde, waar Pr. woonde en werkte, liet hij de werkplaats van den kunstenaar, die buiten de stad gelegen was, door eene wacht beschermen, en dikwijls bracht hij er zelf een bezoek.

Door Demetrius waren zij gewelddadig naar de oude haven gestuurd; daar hadden zij van dit gevecht gehoord; nu hadden zij het stoute zwaard aangegord, en waren ons gevolgd. Friso, die veel met Joniers gevaren had, zeide ja; maar Wichhirte onze koning zeide neen. De Joniers zijn afgoden-dienaren, zeide hij, ik zelf heb gehoord hoe zij die aanriepen.

Kort daarop in 1668 werden Demetrius, die over Goerië en Imerethië regeerde, de oogen uitgestoken. Dit is ook het tijdperk van de worsteling tegen de dreigende overmacht van de Halve Maan. In 1689 sneuvelde de Goeriël Kaishrosrow in een gevecht tegen de Turken, en weldra werd Goerië, in de handen der ongeloovigen gevallen, eene provincie van het Turksche rijk.

CHIRON. Demetrius, steeds blijkt gij overmoedig, En wilt ook thans met pochen mij verslaan. Die afstand van een jaar of twee maakt mij Niet min begaafd en u niet meer geliefd. Ik ben zoo goed als gij in staat, geschikt Om mijner schoone gunst door dienst te winnen; En stave op u terstond mijn zwaard den gloed Der liefde, die ik voor Lavinia voed. Nu kalm wat, kalm! verliefde vredestoorders!

Maar Friso, die trotsch en hartstochtig was, zond een bode met een brief naar zijne kinderen, daarin vermaande hij hen, zij zouden Demetrius te wille zijn, vermits deze hun geluk begeerde.

HERMIA. Ik smeek u om verschooning, edel vorst; Ik weet niet, wat de kracht, den moed mij geeft, Noch of het aan een zedig meisje past, Dat ik in zulk een hoogen kring mij uit; Maar toch, ik waag 't, mijn vorst, de vraag te doen: Wat is het ergste, dat mij treffen kan, Als ik Demetrius mijn hand ontzeg?

DEMETRIUS. Wat ijdle waan! 't is nutteloos gewoed! Ik ben niet schuldig aan Lysanders bloed; Ook stierf hij niet, zoover ik zeggen kan. HERMIA. En is hij wel? O zeg, wat weet ge er van? DEMETRIUS. En wist ik iets, wat gunst wilt gij mij biên? HERMIA. Het voorrecht van mij nimmer weer te zien. Gehaat is mij uw bijzijn, ik ontvlied: Zie nooit mij weer, hetzij hij leve of niet.

Woord Van De Dag

muggenbeten

Anderen Op Zoek