United States or Belize ? Vote for the TOP Country of the Week !


Hij wreef zich de oogen uit en keek eens rond naar zijn metgezellen. Tot zijn grooten schrik ontdekte hij alleen Marti en Amat. De beide Dajaks waren verdwenen. Snel wekte hij de slapenden. Oogenblikkelijk waren zij op de been, en nu onderzochten de drie mannen de omgeving. Weldra riep Amat: »Hier is een spoor, heer! Ik geloof dat ze hier naar boven geklommen zijn."

't Is een steile klim en 't valt den verkenner en mij bijzonder moeilijk; wij zijn dan ook al van 3 Juni af, aan één stuk door, op meer of minder zware patrouilles. Op den Wilhelminatop is de sneeuw duidelijk te zien; groote vreugde onder de Dajaks, voor het meerendeel jonge kerels! Het zien van de sneeuw is voor hen een heele gebeurtenis.

Kees, Marti en een aantal Dajaks, die de vluchtende achterhoede gevolgd waren, kwamen te laat, om nog aan het gevecht deel te nemen; de lichamen van doode en gewonde Sibaoe's bedekten ook hier den grond. Nu begon een weerzinwekkend tooneel. De Kenjaoe's begonnen hun gevallen vijanden te snellen. Ook voor gewonden was geen genade. Kees wendde zich vol afgrijzen af.

Hij ging terug naar de plaats der eerste hinderlaag; doch ook daar wachtte hem hetzelfde afschuwelijke schouwspel. Ook daar waren de Kenjaoe's bezig, met hun scherpe wapenen de hoofden der gevallenen van de lichamen te scheiden. Een der Dajaks kwam vroolijk op hem toeloopen, een gesnelde kop omhoog houdend. »Deze is van u, heer! U heeft hem neergeschoten!" Kees herkende het hoofd van Senawa.

Want de Eerste Kloof was verschrikkelijk! De stroomversnelling was zoo hevig, dat overal gevaar dreigde. Een poging der Dajaks, om bij het ontdekken van het gevaar nog den wal te halen, was volkomen vruchteloos; een geweldige zuiging trok ons mee. Een golf sloeg mijn prauw halfvol water, wierp ons daarna tegen een steilen rotswand.

»Hebt ge niets voor ons te eten?" vroeg Kees, die hoopte eindelijk zijn honger te kunnen stillen. De beide Dajaks haalden uit hun manden wat gekookte rijst, die ze altijd op hun zwerftochten in een potje meevoeren. Met graagte aten de drie uitgehongerde mannen het hun verstrekte voedsel. De Dajaks zagen met verwondering toe. Ze begrepen, dat deze menschen honger geleden hadden.

Smartelijke teleurstelling maakte zich ook van hem meester. »Wat nu te doen, heer?" »Ik weet het nog niet, Marti," zei Kees somber. »Laat de Dajaks maar hier komen," vervolgde hij na eenig nadenken. Weldra verschenen de djaloers op de rivier tot kort voor de riam. Hier legden de Dajaks de booten vast en voegden zich bij Kees.

Hun vrees bleek gegrond: de Dajaks hadden de draagmanden meegenomen. Verreweg de grootste hoeveelheid levensmiddelen was verdwenen. Voor de drie mannen bleef slechts datgene over, wat Amat in zijn mand droeg. Ze verkeerden in absolute onzekerheid, hoelang de tocht nog zou duren. Ze moesten derhalve zeer zuinig zijn met den mondvoorraad en besloten slechts heel weinig per dag te gebruiken.

Nu verklaarde Kees, dat hij na deze waarschuwing niet langer op die plek durfde te blijven. Hij zou dan liever alleen vooruit gaan. De antoe's zouden hem zeker helpen. Als de blanke man zoo zeker van zijn zaak was, besloten de Dajaks maar te volgen. En zoo zette men den pas er weer in. Gelukkig bleef men gedurende het verdere verloop van den dag bewaard voor zulke ongunstige teekens.

Dat concert van die duizenden insecten; dat gekrijsch van de apen; dat eigenaardig schuivende geluid van die voorbijstroomende rivier; hij had deze stemmen van den tropischen nacht reeds zoo dikwijls beluisterd. En toch wekten ze steeds weer in zijn gemoed die vage angst, dat heimwee naar den lichtenden dag. Daar ritselde het achter hem in het bosch!.... »Dajaks!" vloog hem door 't hoofd.