United States or Serbia ? Vote for the TOP Country of the Week !


"Ik wilde op dit paard zitten," zeide de kleine Madzy, op den klepper des reizigers wijzende. "Zijt gij dwaas, Madzy?" vroeg de oude dienaar: "dat Daamke u nu en dan op een ezel rondrijdt, laat ik toe: want die is vanouds gewend met ezels om te gaan; maar zoo gij op dat beest ging zitten, kwam er geen stuk van u terecht."

Terwijl Madzy aldus peinsde, en Feiko, hoe ook brandende van nieuwsgierigheid om eens haar wedervaren recht te verstaan, niet dan met moeite de vragen bedwong, welke op zijn lippen zweefden, en welke de eerbied voor haar neerslachtigheid alleen wederhield, kwam Daamke, wien het gezelschap van den monnik begon te vervelen, hun op zijde.

Terwijl hij heendraafde over den kronkelenden zandweg, die van het genoemde dorpje naar Rys geleidt, was het hem meer dan eens voorgekomen, alsof er, behalve Daamke, die achter hem reed, nog iemand was, die hem volgde, die stilhield, wanneer hij stilhield, en zich weder in beweging stelde, zoodra hij voortging.

"Voorzichtig!" zeide de monnik, hem terughoudende, "er groeien zoovele en zoo dichte struiken om de muren, dat de kerel er vruchteloos naar zoude zoeken." "Nog beter!" hernam de Stichtenaar: "wij hebben immers den bode bij ons. Hier, meester Cezar! neem deze brieven en breng ze behendig aan den baas: Daamke! roep uw aap!"

"Hoe nu! weer vechten?" riep de waardin: "wij zullen vechterijen genoeg hebben als de oorlog uitberst. Hou uw gemak, of ik zet u de deur uit, zoowaar ik Maaike Jaspersz heet." "Hij zou niets liever verlangen," zeide Daamke, lachende, "hij heeft evenveel trek om te blijven als een verzadigde muis, die in de val zit."

"'t Is een Bisschoppelijke ruiter," zeide Daamke, het lijk met zijn zotskolf aanstootende: "zie eens! hij is reeds stijf." "Dat gezicht heb ik meer gezien," zeide Feiko, de wezenstrekken des gesneuvelden aandachtig beschouwende. "Dat geloof ik wel," zeide Daamke, lachende: "heugt u den Haarlemmerhout niet meer, en den koddebeier, met wien gij zoo dapper aan 't bakkeleien zijt geweest?"

Het begon nu meer en meer te dagen: en Reinout zag met genoegen, dat hij niet verre meer was van een heuvel, van wiens hoogte hij zich een ruim uitzicht over het slagveld beloofde, toen Daamke hem met een bevende stem opmerkzaam maakte op eenige menschengedaanten, welke zich aan den voet dier hoogte schenen te bewegen. "Zouden wij niet terugkeeren, Ridder! en bij Helbada hulp vragen?

"Nu!" zeide de kasteleines: "indien het lammetje weg is, is zij met haar eigen wil vertrokken. Wie weet of zij niet op het pad is achter den Jonkman, die zoo straks van hier gegaan is met den ouden kokeler?" "Die zijn naar het slot gegaan," zeide Daamke: "en zullen straks keeren." "Ei kom!" zeide de dienstmaagd: "het lieve schaap zal een morgenwandeling doen en wel zoo aanstonds weer hier zijn."

De verschrikte Daamke vluchtte bij zijn meester, en de Abt, na vol woede de kast in elkander getrapt te hebben om zijn bijl los te krijgen, stoof over de borstwering heen en op de Hollanders af. "Wat is het?" vroeg Reinout, als uit een droom ontwakende en een wilden blik op zijn dienaar werpende: "wat komt gij mij verhalen?"

"Van harte gaarne," zeide Daamke, die niets liever wenschte, dan zich van het krijgstooneel te verwijderen: en terstond zijn ros beklimmende, reed hij landwaarts in, terwijl Reinout insgelijks in den zadel sprong.