Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 12 mei 2025
Zoo langzaam mogelijk liet Fulco zich nu van het bed afglijden, dat hem gelukte zonder eenig gedruisch gemaakt te hebben. Weer hield hij zich een oogenblik stil om te luisteren. Coenraad sliep rustig door. Hij begon zelfs hardop te droomen, waarvan Fulco niet weinig schrikte.
Onafgebroken luisterde hij naar de ademhaling van Coenraad, met het vaste plan, om zich, zoodra deze sliep, van de sleutels meester te maken en zich naar de onderaardsche holen te spoeden, in één waarvan Heer Gijsbrecht zijn ongelukkig lot voortsleepte. Doch zijn geduld werd op eene zware proef gesteld, want het eene uur na het andere ging voorbij, en nog altoos sliep Coenraad niet.
Weet-je wel, dat je me geducht aan het schrikken gemaakt hebt?" "Jij mij zeker niet!" bromde Coenraad. "Nu, ga dan maar weer in bed, doch nu haal je niet weer zulke kunsten uit, versta je!" "Dat is afgesproken," zeide Fulco. De beide mannen stapten weer in bed. "Misschien gaat hij weer slapen," dacht Fulco, bedroefd over het mislukken van zijne poging.
Ik heb graag overal, waar ik kom, goede vrienden. Doch laat er niets van merken, voor ik vertrokken ben." Coenraad knikte. De marskramer beviel hem wel, en al spoedig daarna stond hij op, om zich ter ruste te begeven. "Indien gij wilt, kunt ge wel op mijne kamer slapen," zeide hij tegen Fulco. "Als ik u daar niet tot overlast ben, heel gaarne," antwoordde Fulco opstaande.
"Alleen wil ik je zeggen, dat ik je de kiespijn afnam, maar hoe ik dat deed, heen, dat zeg ik niet; dat mag ik ook niet zeggen. Geloof je me nu?" "'t Is mogelijk," zeide Coenraad schouderophalend. Blijkbaar was zijn wantrouwen nog niet geheel geweken. "Weet-je wat we doen moesten?" vroeg Fulco lachend. "Nu, wat dan?" "Wel, we moesten gaan slapen.
Hij nam zijne mars op den rug, en na allen een goeden nacht toegewenscht te hebben, volgde hij den dikken cipier naar diens vertrek. Hier haalde Fulco een gordelriem uit zijne mars en gaf hem dien. "Hartelijk dank, kramer!" riep Coenraad verheugd. "Wees er verzekerd van, dat ge voortaan een vriend in mij zult vinden, en als ge weer te Dordrecht komt, kunt ge hier overnachten, hoor."
Onophoudelijk hoorde Fulco hem kreunen van de pijn. Maar hij verloor zijn geduld niet. Roerloos lag hij op zijne legerstede en door eene rustige en diepe ademhaling trachtte hij Coenraad in den waan te brengen, dat hij sliep. Eindelijk werd zijn kamergenoot rustiger en korten tijd daarna scheen het Fulco toe, dat hij sliep.
Nu kwamen zij in eene vrij groote kamer, waar zij Coenraad op een gereedstaand rustbed nederlegden. "Bindt hem, en belet hem het schreeuwen," riep nu de minstreel. "Hij mocht nog eens bij kennis komen. Wij kunnen niet te voorzichtig zijn. Ik zal ondertusschen eens snuffelen, of ik de sleutels kan vinden. Vroeger droeg hij die aan zijn gordelriem, maar dat schijnt hij nu niet meer te doen."
Fulco pakte zijne geheele mars uit en liet alles van hand tot hand gaan, zoodat bijna de geheele avond besteed werd aan het uit- en inpakken en bezichtigen van de schoone koopwaren. Het was al laat, eer alle handel afgeloopen en de mars in een hoek van de kamer geplaatst was. "En hoe gaat het nu met de kiespijn, Coenraad?" vroeg Fulco.
Wat denk-je wel van me?" "Niet veel goeds, vriendje!" lachte Coenraad. "Ha, ha, dacht je nu waarlijk, dat je Coenraad te slim waart?" "Maar, beste man," riep Fulco, die zich nog altoos dom hield, "wat denk je dan toch van me? Geloof je soms, dat ik een dief ben?" "Dat weet ik niet," zeide Coenraad sarrend, "maar veel goeds had-je niet in den zin! Wat moest je anders aan mijn bed doen?"
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek