United States or Nauru ? Vote for the TOP Country of the Week !


"Dat doet men niet, mijnheer!" riep de pikeur, hevig met de keu op den grond stampende. "Het was een ongeluk"; stamelde Pieter, die nu zoodanig transpireerde, dat ik vreesde dat zijn bril op den vloed zou afdrijven. "Het was een lompigheid", brulde de pikeur. "Leve het snijen!" riep de chirurgijnsleerling. "Die mijnheer is gevaarlijk!" schertste de bejaarde luitenant.

"Wacht wat!" riep de chirurgijnsleerling, die voor 't snijen was; "hier is nòg een zak!" En inderdaad! Petrus Stastokius had geheel buiten zijn eigen voorkennis of medeweten een doublé gemaakt, waarop allen juichten, behalve de pikeur, die op een grimmige wijze nog een glas bitter bestelde en de Goudsche courant opnam, alleen om haar hard weer neer te smijten.

De een noemde hem een Mingaud, de ander een blauwbaard, de derde een boa constrictor, allen te zamen: "den mijnheer van de vlag". De bejaarde luitenant, die op drie stond en met den verloopen student geassureerd was, wilde zich doodstooten en hem voor een daalder koopen; de graankooper, die tegen die manoeuvre was, zei dat Pieter veel te sterk speelde om het aan te nemen; de chirurgijnsleerling bestelde de bokaal voor mijnheer "Hastok", die den pot "op schoon dacht te winnen"; het was een leven als een oordeel.

Men speelde voort en, na al de wederwaardigheden die hij had doorgestaan, werd mijn vriend Pieter weder vrij kalm, waartoe vooral machtig medewerkte dat hij een paar malen acquit moest leggen. Nu was er geen eind aan de kortswijl en de grappen van den chirurgijnsleerling, en den verloopen student, en den advocaat, en den jongeling van drieëndertig jaren met den leverkleurigen pantalon.

En onder dit alles stond, met verwilderden blik, het onschuldig voorwerp van al dit rumoer altijd maar krijt aan zijn keu te strijken. De beurt kwam weer aan hem. "Welke bal?" vroeg hij verlegen. "Die witte!" riep de verloopen student, die een grappenmaker was. "Die ronde!" zei de chirurgijnsleerling, niet minder aardig. "De beste", zei de leverkleurige pantalon, die ook iets zeggen wou.

Daarop nam de bejaarde luitenant der infanterie zijn pijp tusschen zijn grauwe knevels en speelde met de linkerhand op goedaf, maar werd niettemin met "een beest" gesneden door den chirurgijnsleerling; waarop de verloopen student, die onder ons gezegd een grappenmaker was, zeide dat die chirurgijns niet leefden of zij moesten wat te snijden hebben.

De vijf had een chirurgijnsleerling, die te veel tijd had. De zes, een kort, dik man met stoppelig grijs haar, die een graankooper scheen te zijn. De zeven, een jong mensch van drieëntwintig jaar, die student geweest was, maar om slecht gedrag thuisgehaald, voor wien Pieter bang was, te meer daar hij hem zeer gemeenzaam behandelde.

De verloopen student bood mijn neef den bok aan. Pieter zag hem aan met een blik van machteloozen haat en stootte een voet of drie mis. "Strijk de vlag!" riep de chirurgijnsleerling. Zij was alreede gestreken. De pikeur had zich bij voorraad gewroken. Van dat oogenblik aan bood de luitenant Pieter een gulden; maar hij was te zeer van zijn stuk om te verkoopen.