United States or Japan ? Vote for the TOP Country of the Week !


En onder dit alles stond, met verwilderden blik, het onschuldig voorwerp van al dit rumoer altijd maar krijt aan zijn keu te strijken. De beurt kwam weer aan hem. "Welke bal?" vroeg hij verlegen. "Die witte!" riep de verloopen student, die een grappenmaker was. "Die ronde!" zei de chirurgijnsleerling, niet minder aardig. "De beste", zei de leverkleurige pantalon, die ook iets zeggen wou.

Nu was het zoo gelegen, dat het vrij onverschillig was met welken bal de arme Pieter, die geen drogen draad meer aan 't lijf had, op dat merkwaardig oogenblik spelen zou, aangezien beide ballen, de een boven, de ander beneden, stijf en allerstijfst collé lagen; ik herinner mij niet in al den tijd dat ik mee gebiljart heb nu slaapt mijn keu voor immer in haar zelfkanten graf ooit zulk een stijven collé gezien te hebben.

Te dien einde lei Petrus Stastokius Junior zijn pijp neer; maakte de punt van zijn keu wel een halven voet ver wit; plaatste zijn bal met de linkerhand op drie vierden; drukte de vier vingers van zijn linkerhand op een handbreed afstands van denzelven bal op 't biljart; krulde den duim bevallig om, zoodat hij aan 't geheele gezelschap zijn tot op 't leven afgesneden nagel vertoonde, en begon met de rechterhand de keu tusschen duim en vinger heen en weder te bewegen op eene wijze, die deskundigen "zagen" noemen.

Pieter sloeg de mouwen van zijn sluitjas op, en vertoonde de groote gesteven boorden van wat zijn moeder, hoe algemeen Europeesch die dracht ook geworden was, nog altijd een Engelsch hemd noemde; daarop verzocht hij den jongen zeer beleefd om eene "goede keu". De jongen gaf hem natuurlijk de beste die in het rek was, en wij trokken wie vóór zou spelen.

"Zin ze dat uut Den Hoag?" "Êt gelluu nog ens?" "Kriegen we ook wat?" zoo vroegen de knapen en meisjes, en ze vroegen nog een heelen boel meer, terwijl de ouders vermaanden en bevolen, dat ze g'en dag mosten zeggen; dat dát nêf en nicht woaren uut Den Hoag, woar de Keu.... de Koning woont; dat Willem zien schriefboek is most loaten zien, woar de meister zoo dukkels: "uitmuntend" op schreef; dat Mieke d'r neus most afvêgen, en eindelijk, dat ze stil noar buuten mosten goan, met de belofte: "dan krieg ie allemoal riestenbrij.

"Dat doet men niet, mijnheer!" riep de pikeur, hevig met de keu op den grond stampende. "Het was een ongeluk"; stamelde Pieter, die nu zoodanig transpireerde, dat ik vreesde dat zijn bril op den vloed zou afdrijven. "Het was een lompigheid", brulde de pikeur. "Leve het snijen!" riep de chirurgijnsleerling. "Die mijnheer is gevaarlijk!" schertste de bejaarde luitenant.