United States or Madagascar ? Vote for the TOP Country of the Week !


Schopenhauer heeft goed praten: 'Wenn ein Mensch will; so will er auch Etwas; sein Willens-akt ist allemal auf einen Gegenstand gerichtet und läszt sich nur in Beziehung auf einen solchen denken." Malligheid Schopenhauer. Malligheid. Neem als Gegenstand een botje en wil het beest bakken: ik, Samuel Falkland, verzeker je dat het niet gaat. Je hebt er een vrouw voor noodig.

De friesche geslachtsnamen Swama en Zwama, die ik anders niet te verklaren weet, houd ik voor afgesletene formen van Swaanma, Swanama, anders gezeid: Swaans zoon. De geslachtsnaam Bot, Both kan zoo wel de vischnaam wezen, als de oud-germaansche, nog heden by de Friesen in volle gebruik zijnde mansvóórnaam Botto. Botte, als vrouenaam Botje.

We bezitten alleen een geëmailleerde kleine omeletpan. Die hebben we op het petroleumstel gezet en er een klein tikje slaolie ingegoten. Dat was het idee van Lou. Er kon maar één botje tegelijk in en dan nog stak de kop of de staart over den rand heen. Wat een eigenwijs, vervelend beest. Een ellendeling! Zóo lag-ie in de pan of hij krulde om als een halve maan. Wat we er aan deden was nutteloos.

Maar 't water bewoog zich niet: 't was stil. Hij ging aan den oever staan en riep: "Mannetje, mannetje Timpetee, Botje, botje in de zee, Mijne vrouw, mijn Ilsebil, Wil niet, zoo als ik wel wil." Toen kwam de bot boven zwemmen en zei: "Zoo, wat wil ze dan?" "Ach," zei de man, "nu zegt mijne vrouw, ik had je toch gevangen, ik had mij wat moeten wenschen.

Nu ben ick maer een romp; want oock mijn eijgen jonghen, Die komen tegen mij, en over mij gesprongen: Eijlaes! wat sal ick doen? mijn gantsche lichaam beeft, 't Is uijt wanneer de wolf sijn tanden over-leeft." "Nou, ja, maar ik en heb mijne tanden nog niet overleefd," zeide ik. "Nee, Huib, nog niet; maar blijf nog eens een jaar aan den wal, dan ben je net als dit botje!"

Maar hij liep verder, en hij kwam bij de zee. En het water was nog zwart en zoo dik, zoo dik, en het borrelde en kookte al van onderen op en kwam met dikke bobbels boven, en er ging een rukwind over de zee, dat de golven omsloegen. De man rilde er van. Toen ging de man staan en riep: "Mannetje, mannetje Timpetee, Botje, botje in de zee, Mijne vrouw, mijn Ilsebil, Wil niet, zooals ik wel wil!"