United States or South Georgia and the South Sandwich Islands ? Vote for the TOP Country of the Week !


Gij vindt daar het chemisch en het physiologisch laboratorium, het anatomisch kabinet, dat van den landbouw en van natuurkundige werktuigen, en bij dat alles ruime zalen voor het academisch onderwijs in eenige dier vakken. Het dient tevens tot het geven van een industriecollege dat steeds vooral onder wijlen Professor VAN DER BOON MESCH oprechte waardeering vond.

We hebben immers niets meer?" De ongelukkige vrouw kreeg tranen in de oogen. "Dat is waar, Moeder, doch droog uwe tranen, want binnen enkele dagen zal ik u geld genoeg verschaffen, om den winter verder door te komen. Ik ben met vrouw Boon in onderhandeling getreden, om haar winkeltje over te nemen. Voor tweehonderd gulden word ik eigenaar van de geheele zaak, en...."

De zuchten en gepeinzen mijner rouwe Vervullen zòò mijn weedomzware hart Dat Amor zwijmt van droefheid overgroot, Omdat hij hen, de stille boôn der Smart, Den zoeten naam hoort fluistren mijner Vrouwe En woorden, ach, over haar vroegen dood.

Men zal wel doen om de koffij boonen vóór het gebruik na te zien, als men ze ten minste niet van een vertrouwden handelaar heeft gekocht; want eene enkele zwarte, schimmelachtige boon kan een geheel zetsel bederven.

"Kinderen," riep zij met krachtige stem, "allen weer naar binnen." De kinderen gehoorzaamden. "Zie zoo, nu één voor één naar buiten. Jan Vos, jij eerst!" "Ik ben klaar, juffrouw." "Goed. Nu jij, Bruin Boon." Bruin ging. Zijne klompen en zijne jas vond hij al spoedig, maar hoe hij ook zocht, zijn hoed was nergens te zien. "Juffrouw, mijn hoed is weg!"

Ik kan dezelve niet beschryven, dan als een zoort van erwt, of liever een kleine platte boon, van eene purper kleur, en zig in een bast of schel vormende, die aan een losse kruipende plant groeit.

Voor zijnen geest rees de beschrijving van hetgeen er onlangs gebeurd was op de lijn tusschen Birmingham en Manchester, tusschen Dijon en Macon wel ja, tusschen Schiedam en Rotterdam nog kortelings. »'t Is waar", prevelde hij: »die ééne zwarte boon zou inderdaad heden avond voor de hand kunnen liggen en in dát geval "

"Je moest gaan zitten, vrouw Boon, het aanbod is te vriendelijk, om het af te wijzen." "Willen we je helpen, vrouw Boon?" Die spotternij was te veel.

"Och grut!" riep hier de nicht, die met de huishoudster het gansche gesprek had aangehoord, "och grut, dat is weer de oude mallepraat; en ik wil een boon wezen, als hij niet weer lust heeft, om op zijne dolle avonturen uit te gaan." "Ja," zeide Don Quichot op ernstigen toon, "als dolend ridder wil ik leven en sterven, en geen sterveling zal mij van mijn voornemen afbrengen.

Soms maak ik ze weg met een groote boon." "Ja, eene groote boon is goed. Dat heb ik ook wel gedaan." "Zoo? Hoe moet het dan gedaan worden?"