Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 9 mei 2025
Vader prakkizeerde zóó diep, dat de meester en zelfs de dominee hem om raad kwamen vragen. »Boesveld, wat moeten wij doen?« En dan had vader nooit dadelijk antwoord kunnen geven, maar als 't dan later goed of slecht uitkwam, zei vader altijd: »dat had ik wel gedacht.« Veel spreken deed vader niet, want, zie je, die veel zegt, heeft veel te verantwoorden, maar denken deed hij zooveel te meer!
Maar hij ging toch naar hem toe, stak de hand uit, en zeide: »ik dank u, dominee, voor wat je aan mijn kind gedaan hebt.« »O, is u Boesveld. Ik betuig u wel mijn deelneming. Gij zult veel aan haar missen, want ze was een lief meisje, van wie ik veel heb geleerd.« Zie je, dat viel Jaap hard meê. Dat was nog eens een leeraar, die zelf ook nog leeren wou. Hij was dan ook nog jong genoeg!
Den volgenden dag ontmoette Jaap Boesveld den dominee, die naar Geertje kwam kijken. Jenneke had hem op den dominee opmerkzaam gemaakt. Hij had 't niet erg op stadsdominees. Ze liepen gemeenlijk zoo luchtig over de zaken heen. Vooral zulke jonge menschen, zooals er nu een tegenover hem stond.
Hij had vertrouwen in hem gekregen en vroeg: »zou je denken, dominee, dat Geertje gelukkig was?« »Boesveld,« antwoordde deze, »gelooft u niet, dat, wie zich naar 't licht toekeert, een kind des lichts is?« Daar had Jaap al weer niks tegen in te brengen. Hij keek den dominee vol aan, gaf hem de hand en zeide nog eens: »ik dank u.« Toen keerde hij zich om, en ging met Jenneke de zaal af
Hij zou zijn eigen smart trachten te vergeten en alleen aan 't zieleheil van zijn kind denken. Arm kind, zoo jong nog en dan te moeten sterven door eigen schuld. Want 't Woord sprak waarheid: »de bezoldiging der zonde is de dood.« Zóó liep Jaap Boesveld te peinzen naast zijn bruine, die rustig de kar met plaggen voorttrok.
Den volgenden morgen om half elf schelde Jaap Boesveld aan bij den hoofdportier van 't ziekenhuis: »of hij al bij Geertje Boesveld terecht kon?« Jawel, die had doorloopend bezoek. De eerste deur rechts, twee trappen op en dan de eerste deur links, zaal 5. Jaap ging. Hij wist den weg nog wel van den vorigen keer. Aan den ingang der zaal bleef hij weifelend staan.
Eindelijk zei ze fluisterend: »alles licht... alles licht...! Niet... met je rug... naar 't licht gaan staan... vader... niet... met je rug... naar 't licht... Ze vroeg aan moeder wat te drinken. Na een paar teugjes te hebben genomen, bleef ze roerloos liggen. Jaap Boesveld zat onbewegelijk. Hij kon geen woord zeggen.
»Zoo kind.« »Neen, vader, ik ben niet bang, niet waar zuster?« Deze begreep haar. »Boesveld,« zeide zij, »uw dochter is heelemaal niet bang voor den dood. Gisterenmorgen nog wel, maar 's middags is de dominee bij haar geweest en die vroeg haar, waarom ze zoo tegen 't sterven opzag.
Toen kwam er een zuster naar hem toe, die hem met iets heel vriendelijks in haar stem vroeg: »U komt zeker Geertje Boesveld opzoeken? Dat zal zij aardig vinden; kom maar meê, haar moeder is er al.« En terwijl zij met hem naar 't eind van de lange zaal ging, waar Geertje's bed stond met een wit schermpje er om heen, zeide zij zacht tot hem: »U wilt er wel om denken, dat zij heel ziek is?«
Zoo was het tenminste Jaap Boesveld gegaan, toen hij een paar dagen bij zijn zuster in de stad was geweest om zijn dochter te bezoeken, die in 't ziekenhuis lag, maar hoeveel mooie dingsigheidjes hij ook in de winkels achter de ramen had zien liggen, en hoeveel vreemds hij ook van de stadslui had gezien, hij had toch telkens tegen zijn zuster moeten zeggen: »mensch, ik weet niet, hoe je het hier uithoudt!« »Gewoonte, Jaap, alles gewoonte,« had zij hem geantwoord, »en een mensch heeft er zijn brood.« Jaap had daar op niets kunnen antwoorden, maar hij was blij geweest, toen hij weer met Jenneke, de vrouw, in zijn hoeve op de stille hei terug was.
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek