Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 16 mei 2025
Dat doorsnijden van de harde biezen ging zoo onhoorbaar in zijn werk, dat zelfs de oude Blenter er niets van hooren kon. Zoo naderden zij het vuur, en bleven niet eer stil liggen, dan toen zij zich zoo dicht bij de tramps bevonden, dat zij duidelijk verstaan konden wat die zeiden, te meer daar die zich volstrekt de moeite niet gaven zacht te spreken.
Het plan van de oude oolijke Tante werd nu tot de kleinste bijzonderheden besproken, en men kwam overeen, dat het door Droll, Humply-Bill en den Gunstick-Uncle ten uitvoer gebracht zou worden. Toen men zoo ver gekomen was, kwamen Blenter en Tom terug. Zij hadden een grooten omtrek afgezocht, maar tot hun leedwezen hun paarden niet gevonden.
De oude Blenter werd, in spijt van zijn hooggeroemde tegenwoordigheid van geest, volkomen overrompeld. De drie lagen of knielden op zijn lijf, en hielden zijn armen en beenen vast, en de overige tramps sprongen van het vuur op en haastten zich ter hulp.
Reeds op de stoomboot, toen ik de tramps zag, was ik nagenoeg zeker van mijn zaak; die zekerheid is van dag tot dag grooter geworden, en vandaag, hoop ik, zal de dader wel in mijn handen vallen." "In uwe handen?" vroeg de oude Blenter. "Wat denkt gij dan met hem te doen?" "Wat ik op dit oogenblik voor het beste zal houden." "Gij zult hem toch niet naar Benton brengen?" "Misschien wèl!"
"Nu neemt gij beiden onverwijld de spionnen voor uw rekening, zooals ik u gezegd heb", sprak Old Firehand tegen Droll en Zwarten Tom. "En ik vuur op de twee eersten, die aan wal komen. Na mij schieten Bill, de Uncle, Blenter, de lord en de anderen, zooals ze op rij staan.
Maar zonder zich daaraan te storen, ging Blenter voort: "Deze rivier, waaraan wij ons bevinden, dit bosch, waar wij de boomen vellen om die te verkoopen, zijn ons eigendom niet. Wij vergrijpen ons wederrechtelijk aan goed, dat òf aan den staat òf aan particulieren toebehoort. Wij zouden iedereen, zelfs den rechtmatigen eigenaar, overhoop schieten, als hij ons van hier wilde verdrijven?
Blenter was niet achtergebleven, maar lag naast den Ouden Beer. Hij liet zijn oog over de zittende gestalte gaan, en vroeg toen zacht: "Wie is nu die kornel, van wien gij ons verteld hebt?" "Kornel niet daar; hij weg!" fluisterde de Indiaan terug. "Misschien óók wel om naar ons te zoeken." "Ja; bijna niet anders kunnen zijn." "Dan is hij stellig degene, dien gij doodgestoken hebt?"
"Ja, dien kennen wij," antwoordde de oude Blenter. "Hij voor u weg, om te halen geld?" "Ja, hij moet geld voor ons innen, en kan in een dag of acht weder bij ons zijn." "Hij nog vroeger komen. Wij dus bij rechte lieden, bij rafters, die wij zoeken. Vuur klein maken, anders wijd zien. En ook zacht praten, anders wijd gehoord worden."
Ik moet erkennen, sir, gij zijt een man, die zijns gelijke niet heeft." Nu moest Zwarte Tom met den ouden, sluwen Blenter op pad, om de paarden te zoeken. En toen werden twee knechts, die de streek goed kenden, naar den Osagen-hoofdman gezonden, om hem een uitvoerige instructie over te brengen. Eer die afgezanten terug waren, kon er niets ondernomen worden.
Roode krijgslieden nooit anders maken dan klein vuur. Vlam niet zien, en zeer weinig rook. Wij gemakkelijk daar zullen komen, en het zoo kunnen maken, dat zij ons niet zien." "Ja, er komen kunnen wij," zei Blenter. "Maar of wij zoo dicht bij hen kunnen komen, dat wij kunnen hooren wat zij spreken, dat is nog de vraag." "Wij zeer dichtbij; wij alles hooren zullen.
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek