Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !

Bijgewerkt: 18 juli 2025


"Mijnheer Aronnax," zei kapitein Nemo, "ik zal u heden hetzelfde antwoord geven als voor zeven maanden: hij, die in den Nautilus komt, verlaat hem niet meer." "Het is dus slavernij, waartoe gij ons veroordeelt?" "Noem het zooals gij wilt." "Maar de slaaf behoudt toch overal het recht om de vrijheid te herkrijgen!

Gij moet op den goeden wil van kapitein Nemo niet rekenen; de voorzichtigheid verbiedt hem ons de vrijheid terug te geven; derhalve gebiedt deze deugd ons om van de eerste de beste gelegenheid om den Nautilus te verlaten, gebruik te maken." "Goed, mijnheer Aronnax, dat is verstandig gesproken."

"Welnu?" "Welnu, mijnheer Aronnax," was het antwoord, "wij zijn in die baai van Vigo, en het hangt maar van u af om er de geheimen van te doorgronden." De kapitein stond op en verzocht mij hem te volgen. Ik had den tijd gehad weer op mijn verhaal te komen; ik gehoorzaamde. De salon was in duisternis gehuld, maar door de glazen zag ik het verlichte zeewater; ik keek toe.

"Welzeker, mijnheer Aronnax, en die berekening is gemakkelijk na te gaan. Nu heb ik nog andere vergaarbakken, welke honderd ton inhoud hebben. Ik kan mij dus op ontzaglijke diepten laten zinken. Als ik weder stijgen wil, heb ik het water slechts te verwijderen, en als ik dan alle vergaarbakken ledig maak, komt de Nautilus weer voor een tiende deel van hare hoogte boven het watervlak uit."

Onze bagage werd onmiddellijk op het dek van het fregat gebracht. Ik haastte mij aan boord te komen en vroeg naar den kapitein. Een der matrozen bracht mij op de kampanje, waar ik een officier vond met een goed voorkomen, die mij de hand toestak. "Mijnheer Pierre Aronnax?" vroeg hij. "Dat ben ik," antwoordde ik hem. "Kapitein Farragut?" "In eigen persoon.

Ik heb slechts éen dag noodig om een genoegzame hoeveelheid aan boord te nemen en dan zullen wij onze reis vervolgen. Wanneer gij dus deze grot doorwandelen en eens om het meer heenloopen wilt, maak dan gebruik van dezen dag, mijnheer Aronnax." Ik dankte den kapitein, en ging mijn beide makkers opzoeken, die hun hut nog niet hadden verlaten.

"Mijnheer Aronnax," zeide Nemo bedaard, "men komt het luik van de Nautilus zoo maar niet binnen, al staat het open." Ik keek hem eens aan. "Begrijpt gij mij niet?" vroeg hij. "Geenszins." "Welnu, kom dan mede en zie."

"Neen mijnheer Aronnax; het laat zich door de golven voortwiegelen, maar het beweegt zich niet." "Wij weten toch zonder er aan te mogen twijfelen, dat het met groote snelheid vooruit kan komen; en daar er eene machine noodig is om die snelheid voort te brengen, en een machinist om de machine te besturen, zoo houd ik het er voor, dat wij gered zijn."

En ik proefde meer uit nieuwsgierigheid dan uit honger, terwijl kapitein Nemo mij aangenaam bezig hield met zijne onwaarschijnlijke verhalen. "Maar die zee, mijnheer Aronnax, die zoo wonderbaar en onuitputtelijk is, voedt mij niet alleen, doch zij verschaft mij ook kleeding.

"Dus zult gij met uw makkers," zei kapitein Nemo, "de oesterbank van Manaar bezoeken, en indien zich daar toevallig eenig voorbarig visscher ophoudt, zult gij hem aan het werk zien." "Goed, kapitein." "Zeg eens, mijnheer Aronnax, zijt gij niet bang voor haaien?" "Haaien?" vroeg ik. De vraag van den kapitein scheen mij geheel overbodig. "Welnu?" hernam kapitein Nemo.

Woord Van De Dag

soepe

Anderen Op Zoek