Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !

Bijgewerkt: 16 juni 2025


"Dit geluk duurde verscheidene jaren; doch de Walvisschen, eindelijk kundig geworden van de gevaren welke hen omringden, begonnen zich allereerst van de kusten van Smeerenburg en van de Hollandsche baai te verwijderen; en daar zij zich voorheen als weerlooze schepsels, rondom de schepen spelende, lieten dooden, werden zij zoo schuw, dat men genoodzaakt werd, hen gedurende de vlucht met grooten arbeid na te roeien eer men hen kon bemachtigen, en dit zelfs werd weldra ondoenlijk, wijl de Visschen zich verder zeewaarts begaven, en maar al te vaak de hoop der zeelieden teleurstelden. Men besloot derhalve naar de Noordbank te varen, gelegen aan den mond van de Noordbaai, omstreeks twee mijlen van de schepen, die onder Smeerenburg voor anker lagen, alwaar toen nog visch genoeg was, dewijl hij van daar niet zoo sterk verjaagd was geworden." De hier gevangen visch werd naar de schepen geboegseerd, waarmede veel tijd verloren ging. Nadat men op deze wijze, aanvankelijk met voordeel gewerkt had, werd ook dit bedrijf wegens het schaarsch worden van den buit opgeheven. Om op andere, meer afgelegen gedeelten van de kust te visschen, moest men afwijken van het oorspronkelijk plan om de schepen voor Smeerenburg te laten liggen, totdat zij volgeladen waren. Weldra echter kwamen er geen visschen meer aan de kust en schoot er niets anders over dan ze op zee te vervolgen en ze ook daar te "flensen" en "af" te "maken"; de op deze wijze verkregen stukken spek of "vinken" werden (evenals het balein) in vaten gepakt en naar de traankokerijen in Nederland vervoerd. Daar door zulk een wijze van vangst de op Spitsbergen aanwezige inrichtingen overbodig werden, geraakten deze in verval en werden eindelijk gesloopt; de voorheen zoo vischrijke eilanden, de twistappel van zoovele volken, werden hoe langer hoe minder bezocht, en vervielen weer tot hun vroegeren staat. Reeds vóór het midden van de 17e eeuw begon de "zeevisscherij" de "kunstvisscherij" allengs te vervangen, om zelf, toen de nog schuwer geworden visch naar de minst toegankelijke gedeelten van de Poolzee de wijk nam, voor de "ijsvisscherij" plaats te maken, waarbij de buit tusschen het ijs moest worden opgezocht. Dit vereischte schepen van veel solieder maaksel dan de vroeger gebezigde. De kosten werden dus steeds grooter en de vangst wisselvalliger. Dat ook in deze minder gunstige omstandigheden de zoogenaamde "kleine" visscherij met veel ijver werd beoefend, kan blijken uit een mededeeling van Zorgdrager in zijn werk over de Groenlandsche Visscherij. Daar de walvischvangers in 1697, wegens den oorlog met Frankrijk, bescherming noodig hadden, verzamelden zij zich in een baai van Spitsbergen, waar weldra 9 Nederlandsche en 2 Hamburger oorlogschepen kwamen om gedurende de terugreis de kapers te weren. De rijk geladen vloot, waarvan Zorgdrager's schip "de Vier Gebroeders" met een lading van 7 visschen deel uitmaakte, bestonden uit 121 Nederlandsche schepen, beladen met 1252 visschen, 54 Hamburger schepen met 515 visschen, 15 Bremer schepen met 119 visschen en 2 Embder schepen met 2 visschen. Onder al deze schepen was er niet één, dat niets gevangen had; onder de Nederlandsche schepen was er geen met minder dan 3 visschen; vele waren geheel gevuld. Deze vloot, te zamen 192 schepen, bracht 1888 visschen thuis. Gedurende een groot deel van de 17e en van de 18e eeuw werd de walvischvangst in de zee tusschen Spitsbergen en Groenland voornamelijk door de Nederlanders uitgeoefend. In sommige jaren zonden zij met dit doel 200

Allereerst vonden de kerken elkaar in een permanent verband -het Convent van Kerken, vanaf 1942 I.K.0. De problemen die uit de bezetting voortvloeiden noodzaakten tot overleg en het waar mogelijk vormen van een gemeenschappelijk front. De eerste vergadering vond plaats op 25 juni.

Hij haast zich nu, zijn belofte aan Dona Hermoine te vervullen en het aan zijn zorgen toevertrouwde meisje naar Haarlem te brengen. Allereerst hijscht hij de Oranjevlag en werpt in den loop van den volgenden dag het anker te Zandvoort uit.

Allereerst bereiken wij Waddingsveen, gedeeltelijk als een flink dorp in de lengte langs de Gouwe gebouwd, gedeeltelijk op eenigen afstand daarvan aan een landweg in den polder Noord-Waddingsveen. Het eerste gedeelte heeft meer industrie; in het laatste vindt men meest landbouw en veeteelt. De zeer eenvoudige bevolking staat bekend als stijf en conservatief.

Iemand, die zooveel geld verloren heeft, dacht hij, doet natuurlijk moeite om het terug te krijgen, en zet ’t allereerst een advertentie in de dagbladen, om den eerlijken vinder op te sporen.

Ik weet alleen, dat zij geen middelen schuwt, als het er om te doen is voor de koningin iets gedaan te krijgen, en verder, dat de uren in haar gezelschap bijzonder snel voorbijgaan. Ja, Iras, Iras.... ik spreek dien naam gaarne uit. En toch bemin ik haar niet, en zij, zij bemint allereerst zich zelve, en wat maar weinigen kunnen zeggen, een tweede nog meer.

Het gelukte mij in een dag of drie en na een landmarsch van éénen dag met zes dagen vivres. Allereerst werd twee dagen de zijrivier opgevaren en bivak gemaakt. Die rivier bandjirde zoodanig, dat het bivak zoowat klaar was, toen het onder water raakte; hierna zochten wij het een tien meter hoogerop en maakten een tweede bivak. Hier bleven de prauwen achter, vivres, drie fuseliers en éen Dajak.

De beweegredenen, waaruit de man handelt, gaan hem echter niet aan, alleen zijn daden. Als zij op Chester's kamer zijn gekomen, zegt de koopman: "Wat wenscht gij van mij?" "Allereerst heb ik honderd kronen noodig om Jan Haring te betalen, die mij heeft geholpen om uw dochter buiten de wallen van Haarlem te brengen." "Ik wil ik wil Haring heel gaarne zelfs duizend kronen geven.

Vragen wij thans, na deze vluchtige schets zijner lotgevallen, naar de beteekenis van dezen groote, één der geleerdste en meest vermaarde mannen der 16e eeuw, en trachten wij ons een indruk te vormen van den invloed, op zijn eigen tijd en op het nageslacht uitgeoefend. Allereerst moet dan gewezen op Erasmus' karakter en geestes-aanleg.

Allereerst werden onze beide steeds klaarstaande brandbluschapparaten gebruikt, en daarna schepten we water; wij schepten als om het leven, en in ongeloofelijk korten tijd waren we het vuur meester. Een hoop poetskatoen, dat op de vaten had gelegen en met petroleum gedrenkt was, had vuur gevat en was dadelijk lustig gaan branden.

Woord Van De Dag

zelenika

Anderen Op Zoek