United States or Papua New Guinea ? Vote for the TOP Country of the Week !


Het aantal der tegenwoordig nog werkzame branderijen noemden wij reeds op pag. 96. De zeevisscherij, die moeielijke tijden heeft gehad, vertoont ook in Schiedam gedurende de laatste jaren weer nieuwe levensvatbaarheid. In 1900 werd dit bedrijf uitgeoefend door 24 loggers en 17 bommen. Vlaardingen is de derde Maasstad, in historisch opzicht zeker de eerste.

"Dit geluk duurde verscheidene jaren; doch de Walvisschen, eindelijk kundig geworden van de gevaren welke hen omringden, begonnen zich allereerst van de kusten van Smeerenburg en van de Hollandsche baai te verwijderen; en daar zij zich voorheen als weerlooze schepsels, rondom de schepen spelende, lieten dooden, werden zij zoo schuw, dat men genoodzaakt werd, hen gedurende de vlucht met grooten arbeid na te roeien eer men hen kon bemachtigen, en dit zelfs werd weldra ondoenlijk, wijl de Visschen zich verder zeewaarts begaven, en maar al te vaak de hoop der zeelieden teleurstelden. Men besloot derhalve naar de Noordbank te varen, gelegen aan den mond van de Noordbaai, omstreeks twee mijlen van de schepen, die onder Smeerenburg voor anker lagen, alwaar toen nog visch genoeg was, dewijl hij van daar niet zoo sterk verjaagd was geworden." De hier gevangen visch werd naar de schepen geboegseerd, waarmede veel tijd verloren ging. Nadat men op deze wijze, aanvankelijk met voordeel gewerkt had, werd ook dit bedrijf wegens het schaarsch worden van den buit opgeheven. Om op andere, meer afgelegen gedeelten van de kust te visschen, moest men afwijken van het oorspronkelijk plan om de schepen voor Smeerenburg te laten liggen, totdat zij volgeladen waren. Weldra echter kwamen er geen visschen meer aan de kust en schoot er niets anders over dan ze op zee te vervolgen en ze ook daar te "flensen" en "af" te "maken"; de op deze wijze verkregen stukken spek of "vinken" werden (evenals het balein) in vaten gepakt en naar de traankokerijen in Nederland vervoerd. Daar door zulk een wijze van vangst de op Spitsbergen aanwezige inrichtingen overbodig werden, geraakten deze in verval en werden eindelijk gesloopt; de voorheen zoo vischrijke eilanden, de twistappel van zoovele volken, werden hoe langer hoe minder bezocht, en vervielen weer tot hun vroegeren staat. Reeds vóór het midden van de 17e eeuw begon de "zeevisscherij" de "kunstvisscherij" allengs te vervangen, om zelf, toen de nog schuwer geworden visch naar de minst toegankelijke gedeelten van de Poolzee de wijk nam, voor de "ijsvisscherij" plaats te maken, waarbij de buit tusschen het ijs moest worden opgezocht. Dit vereischte schepen van veel solieder maaksel dan de vroeger gebezigde. De kosten werden dus steeds grooter en de vangst wisselvalliger. Dat ook in deze minder gunstige omstandigheden de zoogenaamde "kleine" visscherij met veel ijver werd beoefend, kan blijken uit een mededeeling van Zorgdrager in zijn werk over de Groenlandsche Visscherij. Daar de walvischvangers in 1697, wegens den oorlog met Frankrijk, bescherming noodig hadden, verzamelden zij zich in een baai van Spitsbergen, waar weldra 9 Nederlandsche en 2 Hamburger oorlogschepen kwamen om gedurende de terugreis de kapers te weren. De rijk geladen vloot, waarvan Zorgdrager's schip "de Vier Gebroeders" met een lading van 7 visschen deel uitmaakte, bestonden uit 121 Nederlandsche schepen, beladen met 1252 visschen, 54 Hamburger schepen met 515 visschen, 15 Bremer schepen met 119 visschen en 2 Embder schepen met 2 visschen. Onder al deze schepen was er niet één, dat niets gevangen had; onder de Nederlandsche schepen was er geen met minder dan 3 visschen; vele waren geheel gevuld. Deze vloot, te zamen 192 schepen, bracht 1888 visschen thuis. Gedurende een groot deel van de 17e en van de 18e eeuw werd de walvischvangst in de zee tusschen Spitsbergen en Groenland voornamelijk door de Nederlanders uitgeoefend. In sommige jaren zonden zij met dit doel 200