Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 6 juni 2025
Reeds hier is het schoon; doch verder. Steeds volgende het immer kronkelende stroompje ter rechterzijde, is het niet langer een mastbosch dat uw pad beschauwt. Zie, de blanke abeelen ze stoeien dooreen met beuk en met eik, hier opschietende uit het dichtst geblaart, daar met den ruig bemosten voet in den groenen oeverzoom.
Op dezen rondgevoerd, zien wy nu dichte houtwallen, dan een open plein; hier het geboomte schilderachtig tegen de duinen opklimmen, dáar met abeelen- en berkenstammen aardig in het watervlak zich spiegelen, gints met donker loof bevallig tegen het goud der akkervelden of het malsche klavergroen der weiden afsteken.
Nauwlijks heeft twee lentezonnen 's werelds blijde onthaal begroet, of... wie zal 't getellen konnen, 't leger dat gij porren doet? Werkzaam, onder 't machtig streelen van des morgens windgeweld, op de berken, op de abeelen zie 'k u, in 't gelid gesteld. 't Ruischt alom vol zware talen, 't ruischt alom; en 't krijgsgebaar, stortende in de diepe dalen, dooft alle andere stemmen daar.
't Zijn teekens in de lucht, en wel bekende hemelbaken, dat wederom de zonne zit aan 't lieve zomermaken. Toch bladerloos is al 't geboomte en, verre heen, in 't westen, in 't noorden, 't zuiden, 't oosten zie 'k alom vol aksternesten de abeelen staan.–Verdappert uw bezoek en wilt de bronne des aksterslevens duiken al in 't groen, o lieve zonne!
Neen, lachend meir, waaruit de lisschen doemen; Neen, rozen, wie de nachtegalen roemen! Ik kán niet, lokkend loover der abeelen! Gij wilt me uw zoetste vreugden mededeelen, En wellicht zult gij mij ondankbaar noemen... Mij trekt, mij trekt de schoonste bloem der bloemen: Mathilde’s beeld komt ziel en zinnen streelen!
Hij was blij, toen hij voelde, hoe de grasboschjes onder hem op en neer gingen, hij draafde voort dwars over het moeras, en kwam bij Karr terug, zonder ergens in een modderpoel te zijn gezonken. "Hebben wij nu het heele bosch gezien?" vroeg hij. "Neen, nog niet," antwoordde Karr. Hij bracht nu den eland naar den zoom van het bosch, waar statige loofboomen groeiden: eiken, en abeelen, en linden.
Zoo gij, wepel , nen overjaarschen aksternest entwaar nog hangen vindt, van boven in de abeelen, 't is een' wiege zonder kind, die waagt , en geen geluid en geeft: een' klokke zonder klepel.
Bij elke opeenvolgende kromming vertoont zich een nieuw landschap voor uw oog: nu eens ziet ge de wijde vlakte van Hatszeg met zijne slingerende reeksen van populieren en abeelen, tusschen wier gebladerte, hier en daar, de zilveren wateren flikkeren; dan weder ontwaart ge aan alle kanten niets dan steile rotswanden of lange glooiingen met eikenopslag begroeid.
Daar ik al deze wonderen op mijn gemak wilde bekijken, heb ik drie dagen lang gekampeerd aan den zoom van een fraaien, schilderachtigen waterplas, Forest Lagoon genoemd, waarvan de oevers waren bezet met zilverpopulieren, abeelen en oude pijnboomen. Van daar kon ik gemakkelijk in alle richtingen uitstapjes maken en alle fraaie gezichtspunten en romantische plekjes in den omtrek bezoeken.
Zij rust in ’t malsche mos, en houdt gebogen Dien arm, dien mos en lokken beide streelen, Een sprei van groene schaduw, zacht bewogen, Daalt uit de zilverloovers der abeelen; Zij ademt zuchten, en zij lacht, als togen Er droomen door heur ziel, die vroolijk spelen; O, zoete hoop! Straks opent zij heure oogen, Straks zal de hemel nieuwe heemlen telen: Slaap zacht!
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek