Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 22 juli 2025
In de eenzame stilte, als alleen 't bloed spreekt. De vlinder heeft mij van hem gesprooken en de morgenzon De bevonkte heemelen antwoordden, de verbazenden. De storm sprak, ook het fluisteren der liefste was van Hem. Zie, der teere bloemen fijn uitgebeelde kleur-gedachten, om Hem alleen zijn zij aanbiddelijk. Ik wist het alles, maar ik wist het toch niet.
Alléén met 'm, zei ze dingen, dingen en hier bleu, bang voor 'r vader, dee ze als 'n schuw kind, aanbiddelijk van timiede gebaartjes. De lamp suizelde, liet de bedstee in 't donker, belichtte Joozep's opwippende kin, overgulde haar gelaat met de wenkbrauw-donzing en 't zachte kafnaald-gesprei van de wimpers.
"Aanbiddelijk!" riep hij uit. Toen snoot hij heel luidruchtig. Cosette was verbijsterd, verrukt, verschrikt, in den hemel. Zij was door het geluk zoozeer in verwarring gebracht, als men slechts zijn kan. Zij stamelde, werd nu bleek, dan rood, zij wilde zich in de armen van Marius werpen, maar durfde niet. Zij schaamde zich, voor al deze lieden haar liefde te doen blijken.
In dien tijd van doelloos onrustig leven valt hem in den schoot een dier schaarsche dagen van volkomen gouden geluk, wier herinnering nooit in den mensch verloren gaat. Twee gestalten zweven door dien dag, lieflijke meisjesgestalten, de eene teeder en peinzend, de ander meer lachend-schalks, beide aanbiddelijk.
Eensklaps sprong hij als verschrikt overeind. Cosette stond achter hem. Hij had haar niet zien binnenkomen. Hij keerde zich om en beschouwde haar. Zij was aanbiddelijk schoon. Maar wat hij met dien diepen blik aanschouwde, was niet de schoonheid, 't was de ziel. "Waarlijk, vader," riep Cosette, "ik wist dat ge zonderling waart, maar nooit had ik iets dergelijks verwacht. Welk een gedachte!
Innerlijk was hij bij haar, omgaf hij haar gestalte, fee-mooi in zijn gedachten, met het mystieke licht van zijn adoreerende liefde; hij herinnerde zich weer al wat ze gisteren had verteld en vond het nu alles alleen maar mooi en aanbiddelijk, haar een wezen van louter goedheid en gratie, zich-zelf een egoïsten genotzoeker....
Die aanschouwing zal u wel menigmaal tot droefheid stemmen, maar laat u dit niet ontmoedigen. Beijvert u veel meer het aanbiddelijk beeld gelijk te worden van haar, die van nu voortaan in den hemel woont. Iederen morgen zult gij voor dezen spiegel nederknielen.
Stoverije van liefde, zal ik u nimmermeer proeven? Waar zijn uwe kussen, geurig als ortolanen; waar is uw mond, op denwelken ik uw zoenen plukte, als het bijtje den honig op de roze; waar zijn uw witte armen, die mij streelend omhelsden? Waar is uw kloppend hert, uw ronde boezem en die lieve huivering van uw aanbiddelijk lichaam, verlangend naar liefde?
Maar ginds, in het Oosten, rilde een rozige schijn op, een kier van goud scheurde lang in den nog schemergrauwen hemel laag over de oorden, die wij verlaten hadden en de jonge dag, zelfs aanbiddelijk boven dit ruwe landschap, rees als een jonge god op.
Vroolijk van zin en vurig van aard, verheelde zij niemand hare neiging tot den gelukkige, wien zij, op heur aanbiddelijk erf, het hemelsch privilege van liefde schonk. De uitverkorene heurs herten was een schoon en fier ridder. Elken dag op vast uur, ging zij tot hem, hetgeen Philippus wist. Hij zette zich op eene bank tegenover een venster en wachtte.
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek