Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 4 juni 2025
DEMETRIUS. Waarom zou hij wanhopig zijn, die weet, Hoe woorden, blikken en geschenken werken? Kom, hebt ook gij niet vaak een ree geveld, En weggehaald voor 's koddebeiers neus? AARON. Nu, 't schijnt dan, dat een schaking of zoo iets U dienstig waar? CHIRON. Ja, zoo 't geluk ons diende. DEMETRIUS. Getroffen, Aaron! AARON. Nu, tref ook uw wit! Dan zijn wij af van zulk rumoer als dit.
AARON. Treedt, heeren, voort, den besten voet vooruit! Terstond wijs ik den vuilen kuil u aan, Waar ik den panter zag in diepen slaap. QUINTUS. Mijn oog wordt plotsling dof; wat duidt dit aan? MARCIUS. Voorwaar, ook 't mijne. Zoo ik mij niet schaamde, 'k Verliet de jacht en zou een slaapje doen. QUINTUS. Wat! vielt gij daar? Wat valsche kuil is dit, Zoo overgroeid met wilde dorenstruiken?
Zulke lui zouden in-staat zyn, Mozes en Aäron 'n paar horloges op zak te geven, en om de deftigheid onzen Lieven-heer 'n staart-pruikjen in den nek. Wat niet geschuurd, geschaafd, gevyld, gelikt, en ... bedorven is, deugt niet in het oog van die heeren. Het is de vraag of een van de zeeluî die deze journalen schreven, ooit zulk slecht hollandsch leverde als zyzelf.
DEMETRIUS. Neen, niet, voor ik mijn zwaard In zijne borst geborgen heb en zoo Zijn gorgel weer de smaadtaal deed verzwelgen, Die hij daar tot mijn oneer heeft geuit. CHIRON. Daartoe ben ik bereid en vast besloten, Gij laffe smaler, die uw tong laat dond'ren, Maar met uw zwaard niets uit te voeren waagt. AARON. Van hier, zeg ik!
De gade der onteerde kuische vrouw was Lucretia's echtgenoot Collatinus; haar vader was Lucretius. Integer vitae enz. Als de slimme Tamora niet juist door de zwangerschap onwel was, zou haar de schranderheid van den vond toelachen. Men merke op, dat het adjectivische Mauris van Horatius hier in Mauri, "van den Moor", veranderd is. Waar Aaron is, de Moor, doch ras!
Dus, Aaron, maak uw hart en zin bereid, Om met uw vorstlijk lief omhoog te stijgen, Zoo hoog als zij, die ge in triumf zoo lang Gevangen hieldt, geboeid in liefdekeet'nen, En vastgesmeed aan Aarons tooverblik, Meer dan Prometheus aan den Kaukasus. Weg, slaafsche dracht en need'rige gedachten In goud en paarlen wil ik schitt'rend stralen, Der nieuwe keizerin ten dienste staan.
AARON. Roer 't kind niet aan; het is van vorstlijk bloed. LUCIUS. 't Lijkt op zijn vader en wordt nimmer goed. Hangt eerst het kind; hij moog' het spart'len zien; 't Verhoogt de smarten zijner ziel misschien. Vlug, brengt een ladder! AARON. Lucius, spaar het kind! En zend het aan de keizerin van mij.
AARON. 'k Wilde, als er duivels zijn, een duivel wezen, En leven, branden in 't onbluschlijk vuur, Had ik slechts uw gezelschap in de hel Om u te mart'len met mijn bitt're tong. LUCIUS. Stopt hem den mond en laat hem niet meer spreken. GOTH. Daar is een afgezant uit Rome, heer; Hij wenscht bij u te worden toegelaten. LUCIUS. Hij trede voor ons. Welkom, Æmilius, wat is 't nieuws uit Rome?
Aäron, Joseph Negotiant, meneeren! hij haalde een vettige portefeuille uit zijn binnenzak, nam daaruit eenige, op de vouwen versleten, groezelige papieren en zei: 'n mensch kan niet te voorzichtig wezen met z'n kennismaking in den vreemde, er loopen hier veel chevaliers d'industrie, hier is m'n geboortebewijs en dit is 'n papier van den maire van mijn arondissement en daar heb je m'n verhuisbiljet naar Parijs.
Mijn hand heeft niets verricht; sta toe, dat zij Mijn beide neven vrijkoop' van den dood, Dan heb ik haar gespaard tot edel doel. AARON. Komt, wordt het eens, wiens hand ik medeneem; Zij sterven anders vóór 't genadewoord. MARCUS. Mijn hand zij losprijs. LUCIUS. Bij den hemel, neen! TITUS. Geen strijd meer; kruiden, zoo verwelkt als deze, Zijn rijp voor 't wieden; daarom zij 't mijn hand.
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek