Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !

Bijgewerkt: 14 juli 2025


Zie LOOSJES, Gedenkzuil der Vrij-verklaaring, 31, 58, 64, 131, 133, waar tevens voorkomt het Request van de Burger-Societeit te Leeuwarden: Door Vrijheid en IJver aan Gedeputeerden, met aanbieding van een Zilveren Eerepenning, welke zij op dit besluit had laten vervaardigen. De studenten te Franeker huldigden hetzelve door het afsteken van een vuurwerk.

133 gingen wij voort tusschen de gemartelden en de hooge tinnen. Voortzetting van den zesden ommegang. Deze zang bevat de ontmoeting met Farinata degli Uberti, gedurende welke Dante ook wordt toegesproken door Cavalcante Cavalcanti, den vader zijns vriends Guido Cavalcante. 1 Voort gaat nu, langs het enge pad tusschen den wand der aarde en de martelaren mijn Meester en ik achter zijne schouders.

Lano van Sienna die met Jacobo dalla Capella di Sant' Andrea en een gansche troep losbollen hun vermogens hadden verkwist. 133 Wie hier spreekt is niet geheel zeker, waarschijnlijk degene die Jacob della Cap. D. S. Andrea tot het losbandig leven had verleid.

130 waar wij beiden konden uitgaan, zonder eenigen van de zwarte duivelen te nopen dat zij uit de diepte komen om ons verder te brengen." 133 Dus antwoordde hij: "Meer dan gij hoopt, komt een rots-weg nader, die van den grooten cirkel uitgaat en loopt over alle de wreede valleien,

Poggenklaas is minder duidelik, maar zal oorspronkelik ook wel een bynaam zyn; in sommige nederlandsche gouspraken heet eene padde pogge; zie § 133. Appeljan is oorspronkelik ongetwyfeld een bynaam geweest van eenen Jan die appelen verkocht of op andere wyze iets met die vrucht te doen had.

Meester, wat is dat wat ik zie?" zeide ik: "zie, laat ons alleen en zonder geleide gaan, indien gij weet te gaan, want ik verlang dat geleide niet. 130 Indien gij zoo opmerkzaam zijt als gij pleegt, ziet gij niet dat zij de tanden knarsen en door de wenkbrauwen ons met pijn bedreigen?" 133 En hij tot mij: "Ik wil niet dat gij vreest.

133 IJstrapper vertoornd om het spel, hield, verlekkerd om, daar gene ontkomen was, zelf de prooi te pakken, vliegende achter hem aan, 136 en daar de rechtsverdraaier verdwenen was, richtte hij zijne klauwen tegen zijnen gezel, en boven de sloot raakten zij in elkander verwikkeld. 139 Maar de ander was sperwer en grijpvogel genoeg om hem te pakken en beiden vielen zij midden in de kokende poel.

133 Thaïs is dat, de lichtekooi, die wanneer haar minnaar zeide: "Vind ik wel groote dankbaarheid bij u?" hem antwoordde: "Wel wonderbaarlijk-groote." 136 Maar hier moet ons gezicht verzadigd zijn. Vervolg van den achtsten ommegang. De dichters bezoeken den derden Buidel, waarin de Simonie gestraft wordt.

127 Toen hij recht onder de brug was, hief hij den arm met het gansche hoofd hoog op, om zijne woorden nader bij ons te doen zijn, 130 en die waren: "Nu zie bezwaarlijke straf, gij, die ademend gaat, ziende de dooden: zie of er één straf zóó groot is als deze. 133 En opdat gij bericht van mij medenemet, weet dat ik ben Bertram de Born, degene, die den jongen Koning de slechte vertroostingen gaf.

Vgl. VI, 166; I, , 181; III, 169; ook nog: I, , 10; III, 26, 48, 116. Vgl. ook III, 59-60: "En daer an en leghet niet allene" enz. Deze plaats is te vinden V, 20. Een voorbeeld van alliteratie III, 121. Voorbeelden van eindrijm zijn talrijk; vgl. o.a.: VI, 246; I, 49, 50, 60, 96; 133, 143, 151; II, , 222, 240-1. Vgl. andere voorbeelden in Jan van Ruusbroec's Taal en Stijl door Dr. H. CLAEYS, pr.

Woord Van De Dag

galoppeer

Anderen Op Zoek