Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 25 oktober 2025
De muren van pleister en steenen staan scheef en dragen een dak, dat een chaos is van balken van olijf- en palmhout. Wat mij het meest verbaasde, is dat er geen ongelukken aan de kinderen overkomen in dit dorp boven afgronden, waar in de diepte nooit een zonnestraal doordringt. Ik zag er een troep jong goedje in lompen spelen aan den rand van gapende diepten, die iemand een huivering aanjagen.
Gelijk de warmte van den ochtendgloed Een half bevrozen dauw-bol smelten doet, Kristal en groen en goud, tot, een gewiekte mist, Hij opzweeft in den blauwen dagezaal, Den noen doorleeft, en op den laatsten zonnestraal Hangt boven zee, een vlies van vuur en amethyst.
Zij werd de heerlijkste bloemtuin voor den zieken knaap, zijn kleine schat hier op aarde; hij begoot en verpleegde haar, en zorgde er voor, dat zij iederen zonnestraal tot den laatsten, die door het kleine raampje scheen, kreeg; en de bloem zelf groeide in zijn droom; want voor hem bloeide en geurde zij; tot haar wendde hij zich in den dood, toen de Heer hem riep.
Onder het tintelend groen der zware linden, verloor de hooge koets zich van lieverlede in een fijn-blauwe tint. Zoo van verre had die lijkwagen wel eenige overeenkomst met een monument, een vierkant grafgesteente met een urn er boven op. En zie, aan den voet van dat monument verheft zich, boven de golvende menigte, een zilverwit voorwerp juist blinkend in een zonnestraal.
Fulco daarentegen zag de eerste zonnestraal met een bezwaard hart. Bedroefd en terneergeslagen verliet hij, met zijne mars op den rug, den burcht, en moedeloos kwam hij een dag later op Heukelom aan. "Heb ik het niet gezegd?" riep Heer Otto uit, toen Fulco hem zijn wedervaren vertelde. "'t Is een onbegonnen werk en ik zou verder de moeite maar sparen.
De bevalligheid der jeugd worstelde nog bij haar tegen de leelijkheid van vroegtijdigen ouderdom, de vrucht van buitensporigheid en armoede. Een overblijfsel van schoonheid lag nog op dit zestienjarig gezicht, als de bleeke zonnestraal die bij een wintermorgen door grijze wolken wordt verdoofd. Dat gezicht kwam Marius niet geheel onbekend voor.
Geen luchtje roert zich, geen blaadje beeft, door het bladerdak dringt een zonnestraal en verguldt het aangezicht van Isolde, »zo slapen de twee gelieven, die denken aan geen kwaad, zij hebben niemand dan zich zelf hier in 't land."
De appeltak had nooit over Gods oneindige liefde jegens alles, wat er leeft en zich beweegt, nagedacht, hoe veel schoons en goeds er verborgen, maar niet vergeten kan liggen, doch ook dat was menschelijk! De zonnestraal, de straal des lichts wist het beter: «Je ziet niet ver, je ziet niet duidelijk! Wat is de verachte plant, die je vooral beklaagt?»
En daar, waar zonnestraal nooit in kon dringen, Waar nooit het oog der toorts een bodem zag, Schijnt kermend zich een reus in boei te wringen: Wat of dat klotsen toch beduiden mag, Dat jammeren, dat de echoos ondervingen?... Uit diepte en afgrond stijgt een eindloos „ach!”
Ik wilde naar haar toe om haar te steunen, maar ik moest staan blijven om haar aan te zien, zóó schoon was zij; door de ontbladerde takken van den lindeboom viel een zonnestraal op haar bruine lokken en omgaf haar hoofd als met den stralenkrans eener heilige; als een heiligen-beeld stond zij daar; als een engel voor eene verlorene.
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek