Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 23 juni 2025
Lise, die een daalder verdiende, omdat ze zestien was, versnoepte alles. Die had altijd een toetje met zoetigheid. As je vriendin met d'r bleef, stopte ze altijd toe. Maar ze was zoo'n jongensgek. Ze maakte afspraakies. En de jongens deeën zoo gemeen. Jassus. Nou nog èèn knoopsgat. Hè, wat staken d'r oogen. Morgenavond kreeg ze d'r tien stuivers.
Alles is jelui gading. En 't was nog eene zoetigheid, honderd halve rijers voor haar kostgeld. En durf jij nog van geld kikken! Hoe, wat hamer! denk je dat ik een schurk, of denk je dat ik razende dol ben? Ik ben haar voogd; zij is met mijne goedkeuring heengegaan: Jij hebt het haar moede gemaakt. Trekken, zul je, ja! al aan een aschkar. Wel, je bent eene overheerlijke tante!
"Jij moet iets voor jouw vriendinnetje bewaren; zoetigheid is voor meisjes, kereltje," en mijnheer Bhaer presenteerde Jo ook een paar flikken met een blik, die haar deed bepeinzen, of chocolade niet de nektar was geweest, dien de goden dronken. Demi zag dien vriendelijken blik ook, werd er blijkbaar door getroffen, en vroeg onschuldig: "Houden gróóte jongens ook van gróóte meisjes, 'fessor?"
Kletskoppen ... puur honing en een hemelsche bete, dat verzeker ik u. Ja, dat wel. Ze keek in de wissen mandekens, die bij 't venster stonden, vol met veranderlijke zoetigheid, en bloosde meteen als ze Ameye herkende, welke vóor 't raam te wachten stond. Hij groette haar met een buigen van zijn hoofd, en ze was daardoor subiet in de war.
De zorgzame moeder, die haar kind vruchten of zoetigheid ontneemt, totdat het genoeg gegeten zal hebben, is bezig om haar kind te overvoeden. Ze legt dusdoende den grond voor de gewoonte van overvoeding bij haar kind, en daarmee tevens voor alle kwalen, die Dr. Paczkowski in zijn werkje beschrijft.
Om hem zilverde de zingende zon, maar grijs en zwaar nevelde zijn treurende gedachte: het zou er nu mee uit zijn, het groene sijsje is kapot.... Zoo kwam hij in de Papenvest. Op den drempel van een oud huis stond eene vrouw. Zij was groot en blozend en hare huid schoot op uit haren rooden halsdoek, gelijk eene klaarte vol zoetigheid. Ze lachte stille. Ze lachte stille, stille.
Ze zijn in den nacht op weg gegaan, om de koelte, en om vroeg te komen, en vijf of zes uren onderweg geweest met een zwaren last op den rug: vruchten, groenten, aardappelen, allerlei kweeksel uit de koele heuvelstreek, bloemen van hun eigen erf, zoetigheid pas bereid, gevlochten matjes in rollen, waaronder het kleine figuur der draagster verdwijnt, potten, schalen, schenkkannen van rood aardewerk, behoedzaam opgebouwd tot een heuvel, die alleen over den weg lijkt te wandelen.
Hier zijn de turksche broodverkoopers vereenigd, met groote, ronde, platte brooden op lange tinnen bladen, die ze op hun knieën laten rusten of over den eenen schouder laten balanceeren. Hier zijn ook de fruitverkoopers te vinden, en de mannen, die limonade en zoetigheid te koop aanbieden.
Zij en voelden nievers de zoetigheid van liefderijke wezens; ze liepen beteuterd en te lore in hunne jeugd en benijdden ter schole de vriendelijkheid hunner makkers. Ze zouden echter de bane niet volgen, welke moeder hun door haar voorbeeld en hare woorden voorschreef, en deze ouders, welke gedurig en uitsluitend tuk waren op een peute geld, kregen kwistige kinderen.
Want de vrouw houdt van opschik en zoetigheid, en de man weet grof geld te verteren als hij uit is voor zijn pleizier.
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek