Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !

Bijgewerkt: 23 juni 2025


"En ik," zei Wamba, "wil u hartelijk gaarne vergezellen. Ik verlang om het lijkmaal van Athelstane te zien; want als het niet prachtig en druk bezocht is, dan staat hij van de dooden weder op, om kok, tafeldekker en schenker te kastijden, en het zou wel de moeite waard zijn dat te zien.

"Laat Gurth uw ambt verrichten, Oswald," zei Wamba met zijn gewone stoutheid: "de zwijnenhoeder is een geschikt geleider voor den Jood." "Heilige Maria!" riep de Abt, het teeken van het kruis makende, "zal een ongeloovige Jood in dit gezelschap toegelaten worden?" "Een hond van een Jood," schreeuwde de Tempelier, "zou een verdediger van het Heilige Graf naderen!"

"Ik zal den armband voor u dragen, zoo gij wilt, vriend Pelgrim," zeide Wamba. "De eerste in eer en in de wapenen, in roem en in stand," zei de pelgrim, "was de dappere Richard, Koning van Engeland." "Ik vergeef hem!" riep Cedric, "ik vergeef hem zijne afkomst van den dwingeland Willem!" "De Graaf van Leicester was de tweede," ging de pelgrim voort; "Sir Thomas Multon van Gilsland was de derde."

De blikken van Wamba daarentegen duidden, zooals gewoonlijk bij menschen van zijn aard, een soort van ledige nieuwsgierigheid en eene rustelooze beweeglijkheid aan, te gelijk met de uiterste zelfvoldoening over zijn stand en uiterlijk.

En ik zou er om lachen," zei de eerlijke nar, "als ik maar kon, in plaats van te schreien." En daarbij stortte hij tranen van ongeveinsde droefheid. Gurth's gelaat gloeide. "Wamba," zei hij, "gij hebt een wapen, en uw moed was altijd grooter, dan uw verstand; wij zijn maar met ons beiden, maar een onverwachte aanval van kloekmoedige mannen kan veel afdoen: volg mij!"

Eindelijk hoorde men, dat hij naar het slotplein gevlogen was, den Jood, die met Ivanhoe gesproken had, bij zich had laten komen, en dat hij, na een kort gesprek met hem, driftig om zijn paard geroepen, zich er op geworpen, den Jood gedwongen had een ander te bestijgen, en met zooveel haast voortgereden was, dat, zooals Wamba zei, het leven van den ouden Jood geen duit waard was.

"Op mijn woord," zei Wamba, "de Tempeliers zijn meer op de erfenis der Joden dan op hun gezelschap gesteld!" "Bedaard, waarde gasten," zeide Cedric; "mijne gastvrijheid mag niet door uwe ontevredenheid belemmerd worden.

Tegen deze roovers echter rekenden Cedric en Athelstane zich bestand, in weerwil van het late uur, daar zij tien bedienden in hun gevolg hadden, behalve Wamba en Gurth, op wier hulp men geen staat kon maken, daar de één een nar en de andere een gevangene was.

"Wat is er te doen?" vroeg hij angstig; "wat beduidt dat geschreeuw en dat zwaardgekletter?" "'t Is niets ongewoons in onze tijden," hernam Wamba; "ze zijn allen gevangen." "Wie is gevangen?" riep Gurth ongeduldig. "Onze heer, en de Jonkvrouw, en Athelstane, en Hundebert, en Oswald." "In 's hemels naam!" zei Gurth, "hoe zijn ze gevangen geraakt? En in wiens handen?"

"Houd u stil, Wamba," zei Gurth, "het kan zijn, zooals gij vermoedt; maar al kwam de gehoornde duivel in eigen persoon, en bood mij zijn bijstand aan, om Cedric en Jonkvrouw Rowena te bevrijden, dan vrees ik, nauwelijks vroom genoeg te zijn, om het aanbod af te slaan, en hem te verzoeken zich weg te pakken."

Woord Van De Dag

zelenika

Anderen Op Zoek