Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 28 juni 2025
Het vroegere Zwin, waar oudtijds zulk een aanzienlijke handel gedreven werd, waarvan Maerlant getuigt in de Wapene Martijn: "Al waert al dijn, dat comt in 't Zwin, Gout, Zilver, Loot, Staal, IJzer, Tin;"
De jonghe joncfrou Damiet: O Esmoreit, nemet desen bant: Hier in soe waerdi ghewonden, Esmoreit, doen ghi waert vonden; Edel jonghelinc, dies gheloeft. Ghi selten winden omtrent u hoeft Ende voerten alsoe openbaer Op aventuere, of iement waer, Die u kinnen mochte daer an, Ende peinst om mi, wel scoene man, Want ic blive in groter sorghen. OP SICILI
Och edel wijf, nu laat mi hoeren Ende seght mi, waer ic vonden waert. De jonghe joncfrou Damiet: Och edel jonghelinc van hogher aert, Na dien dat ghi hebt ghehoert, So willict u vertrecken voert, Waer dat u mijn vader vant: In sinen boegaert, scoene wigant, Daer hi hem verwandelen ghinc.
Hoe gy in myne kamer gekomen waert, weet ik niet, maer gy zat op eenen stoel by het venster, en met uwe blinde oogen zaegt gij Onze Lieve Vrouw toch ook: want wy vielen samen op onze knieën en staken de armen achter de ruiten omhoog, alsof wy de Moeder Gods aenriepen. Daer komt zy eensklaps stillekens, zoetjes naar beneden, al digter en al digter, en dwars door de ruiten, tot in de kamer.
Nu biddic u, edel roede mont, Dat ghi mi al gader segt Van inde toerde ende al ontdect, Hoe dat mi uw vader vant. De jonghe joncfrou Damiet: O Esmoreit, wel scoene wigant, Nu ben ic wel alsoe droeve als ghi. Ik en wijst niet dat ghi mi waert so bi, Doen ic sprac die droeve tale. O edel wigant, nu nemet wale : Het quam mi uut grooter minnen vloet.
Met dat in-stukken-hakken-der-handeling, in dat verlangzaamde tempo dat uit die "breedsprakigheid" is ontstaan is de plechtigheid en het gewicht van dit voor Beatrijs supreeme levensmoment, dat over heel haar toekomst beslist, gebeeld: tot plasticeerenden klank en rhythme geworden! En nu een toevoeging. De dichter zegt: Nu gaet si met groten weene Ten cloester waert moeder eene.
Sine moeder: Nu seght mi, wel scone man, Wetti iet, waer ghi vonden waert? De jonghelinc: O lieve vrouwe, in enen bogaert Te Damast in ware dinc, Daer so vant mi di coninc, Di mi op ghehouden heeft. Ay god, die alle doeghden gheeft, Die moet sijn ghebenedijt! Van herten benic nu verblijdt Dat ic gheleeft hebbe den dach, Dat ic mijn kint anescouwen mach.
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek