Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !

Bijgewerkt: 4 juni 2025


Een geringe koude belet hen, die zich bibberend in bed leggen, te slapen; een groote koude, die men geruimen tijd heeft moeten doorstaan, brengt ons plotseling in een bedwelmenden, doffen toestand. Dit was bij ons het geval. Nauwelijks lag ik naast Vitalis of ik gevoelde, dat ik in zwijm viel en dat mijne oogen zich sloten.

Alexis had mij niet alles verteld wat ik weten wilde, en evenmin hadden de antwoorden, die oom Gaspard mij gaf, mij kunnen voldoen, want als ik hem vroeg: "Wat is steenkool?" gaf hij mij ten antwoord: "Dat zijn kolen, die men onder den grond vindt." Zulke antwoorden konden mij niet bevredigen, daar Vitalis mij geleerd had om mij niet zoo spoedig tevreden te stellen.

Zijt gij zeker, dat hij binnen twee uren thuis zal zijn? vroeg Vitalis. O, heel zeker, signor, dan is het etenstijd en hij alleen geeft ons het eten. Welnu, zoo hij soms vroeger terug mocht komen, zeg hem dan, dat Vitalis over twee uur bij hem terugkomt. Over twee uur, goed signor.

Nu gij lezen en schrijven kunt, zeide Vitalis, wilt gij zeker ook wel muziek leeren? Als ik muziek ken, zou ik dan ook zoo kunnen zingen als gij? Wilt gij dan zingen zooals ik? O, niet zooals gij, ik weet zeer goed, dat dit onmogelijk is maar ik wilde gaarne zingen. Gij luistert dus naar mij, wanneer ik zing?

Ik deed mijn oogen wijd open om tusschen dat tal van daken, klokken en torens, die zich in den nevel en den rook verloren, op mijn verhaal te komen, toen Vitalis plotseling langzamer ging loopen en naast mij kwam zitten. Uw leven is thans veranderd, zeide hij tot mij, alsof hij een gesprek voortzette; binnen vier uur zijn wij te Parijs. O, is dat Parijs, dat daar vóór ons ligt? Ja.

Dames en heeren, zeide Vitalis, terwijl hij met de eene hand zijn strijkstok zwaaide en met de andere met zijn viool eenige bewegingen maakte, onze voorstelling zal besloten worden door een fraai tooneelstuk, getiteld: De knecht van den heer Joli-Coeur of de domste van de twee is niet dien men denkt.

Wij traden de hut weder binnen; en terwijl Vitalis de handen en voeten van het dier vóór het vuur hield, zooals men dit met kleine kinderen doet, warmde ik zijn deken, waarin wij hem vervolgens wikkelden. Maar hij had niet slechts een warme deken noodig, doch ook een goed verwarmd bed, en vooral een warmen drank. Noch het een noch het ander was echter binnen ons bereik.

Arme Vitalis; ook hem had ik verloren en nooit zou ik hem meer zien, zooals hij met opgeheven hoofd en met zijn breede borst vooruitstapte, terwijl hij met zijn armen en beenen de maat aangaf, een wals spelende op zijn schelle fluit. Van ons zestal waren er maar twee meer overgebleven: Capi en ik.

Hij moet minstens in staat zijn om zijn eigen kost te verdienen. Ik was trotsch op de talenten van Capi, niet alleen om hem zelven, maar ook om Vitalis; ik liet hem eenige kunstjes doen en als gewoonlijk vonden de kinderen dit weder alleraardigst en werd hij luide toegejuicht. Maar die hond is een fortuin, zeide mijn vader.

Mijn schoenen, de schoenen, die Vitalis mij beloofd had, zouden thans spoedig aan mijn voeten zijn. Waar was de heerlijke winkel, die ze mij leveren zou? Dien winkel zocht ik: het overige, torens, daken en gevels, niets boezemde mij eenig belang in. Het eenige wat ik mij dan ook van Ussel nog herinner, is die sombere bedompte winkel in de nabijheid van de markt.

Woord Van De Dag

verheerlijking

Anderen Op Zoek