Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !

Bijgewerkt: 7 juni 2025


Haar eigen hart vond in het gebeurde reden tot groote blijdschap; haar verbeelding trof het als iets belachelijks; doch voor haar verstand, haar oordeel bleef het een onopgelost raadsel.

De mensch is met verstand begaafd, en hij is vrij; zijne krachten zijn niet gelijk bij de lagere wezens vast gericht op een bepaald doel, hij zelf heeft zijn krachten te richten, hij moet zelf zijn doen leiden naar zijn vervolmaking. Men moet dit laatste goed begrijpen.

Gelooft u niet, kapitein, dat ik dat de menschen nog wel begrijpelijk zal kunnen maken? HORSTER. Misschien wel; ik heb er niet veel verstand van. DR. STOCKMANN. Ja, ziet u,... let nu eens op! Het zijn de hoofden der partijen die uitgeroeid moeten worden.

ADRIANA. Geeft dan uw dienaars last mijn man te brengen. ABDIS. Ook dit niet; in een vrijplaats borg hij zich; En die zal hem beschermen voor uw hand, Tot ik hem zijn verstand hergeven heb, Of al mijn moeite en zorgen ijdel blijken.

Dit is zeker om de Fransen van Parijs of de Walen van Luik het Gasthuis aan te wijzen indien zij het nodig hebben! Ik laat het de redelijke mensen over, te oordelen of men het verstand niet moet verloren hebben om zulke ongerijmdheden te begaan.

"Indien Schout Hollesloot half zooveel verstand had als goeden wil," denkt hij, "dan had hij die zakken niet daar, of althans niet dan onder goede bewaking laten liggen. Wolzakken kunnen van dienst zijn, en ik heb ze in 't jaar 35 met goed gevolg tegen de Wederdoopers helpen bezigen; maar de Regeering moet zorgen, dat zij er zelve gebruik van make en men ze niet tegen haar aanwende."

Daar zijn ze een bewijs van mijn werk, dat alle menschen vermogen te zien. Wat deed Haarbaard ondertusschen?" Deze vertelde: "Vrouwelijke ruiters, die reden door den nacht, wist ik listig tot liefde te verlokken. Zeestrand, de reus, gaf mij daartoe een tooverdoorn, maar ik ontstal hem zijn verstand. Wat deed Thonarr ondertusschen?"

Toen zij begon hare leering te geven, gaf zij eerst den wijsgeerigen kant, leerde zij iets van den aard van het verstand, van de rede, en van den aard van den mensch en van het goddelijk Bestaan, de werkelijke wijsbegeerte die aan alle kennis ten grondslag ligt.

Dit had tengevolge dat ik werkelijk in 't naar huis gaan mij zelven afvroeg, of ik mij inderdaad niet had laten vervoeren door die zekere neiging, den lieden van levendige verbeelding ingeschapen, om ook de ongerijmdste stellingen, zoodra zij maar iets aanlokkelijks hebben, te verdedigen en daarbij aan het vernuft vrij spel te geven, ten koste van de waarheid en het gezond verstand; ja of inderdaad het door mij beweerde geen paradox was.

Wij kunnen ons niet genoeg verwonderen, als wij de werken van CARTESIUS, GASSENDUS, NEWTON, MUSSCHENBROEK, en anderen der eerste opdelvers van waarheid, inzien, hoe zeer bedekt de eenvoudige waarheid, nog voor hun geweest is; hoe groote omwegen dat hunne verbeelding heeft moeten neemen, om slegts een gering deel derzelve te ontdekken; wij, die al deze oude kraamerij, slegts vermaakshalven eens inzien, vinden thands den weg tot kennis in de natuur der dingen, veel eenvouwiger: wij hebben daar toe een zeeker middel uitgevonden, dat alles als in een punt samentrekt, eene zekere bestendige werking en wederwerking, zo wel in het rijk der natuur als der zeden; een geduurige middenpunt zoeking en afwijking; een trachten naar evenwigt, dat altijd verbrooken wordt, waardoor de geheele schepping in werking blijft, zo dat wij nu zeer gemakkelijk, uit slegts ééne zeker gevonden waarheid, een besluit tot verscheidene anderen kunnen maaken: wij doen dat niettemin met veel behoedzaamheid, en, zo dra wij onze afleidingen niet zonneklaar kunnen betoogen, houden wij dezelve nog voor onbekende zaaken en desiderata; zonder in de droevige en het menschelijk verstand in een' poel van dwaaling stortende, gewoonte te vervallen van stelselen, of Systemata, te bouwen op de zandgronden van onzeekere onderstellingen, of Hypothesen; wij komen dus zelden in het zo belachgelijk als vernederend geval van den Wijsgeer DEMOCRITUS, dien eens een comcomber, van welke vrugt hij een groot liefhebber was, voorgezet wordende, 'er zekeren ongewoonen zoeten smaak aan bespeurde; welk verschijnsel hem bewoog, om op de oorzaak dezer zonderlinge zoetheid in die vrugt te peinzen; hij zogt die in het water, dat dezelve besproeid hadt; in de aarde, waar in zij gegroeid was; in de gesteldheid des dampkrings geduurende heuren groei en in duizend andere toevallige oorzaaken; maar, terwijl hij daarover zig geheel weg gedagt hadt en op 't punt stondt om analytisch de oorzaak dezer zoetheid te ontdekken, stoorde een slaaf, door zyn onbesuist en verlegen inkomen, al zijn geestverrukking, met deze woorden: Och lieve meester! neem het toch niet kwalijk, de comcomber die ik u zo even bragt, is bij ongeluk in een pot met honig gevallen.

Woord Van De Dag

zelenika

Anderen Op Zoek