Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !

Bijgewerkt: 22 oktober 2025


Zooals ik voorzien had was het water geheel op tegen het einde van de eerste dagreis; al onze drank bestond dus alleen uit jenever; maar dat helsche vocht verbrandde de keel en ik kon er zelfs het gezicht niet van verdragen. Ik vond de warmte verstikkend, de vermoeidheid verlamde mij. Meer dan eens viel ik bijna bewegingloos neder.

Meermalen toch, wanneer ik, na het gebruiken van het bad, op mijne gewone plaats in 't zonnetje gezeten was en de meer gelukkigen dan ik, als bonte vlinders voor mij heen en weer zag wandelen, gebeurde het, dat hij zich van de uitgelezenste en aanzienlijkste gezelschappen afscheidde, om zich naast mij neder te vlijen, en een uurtje met mij, armen verlamde, te keuvelen.

"Eerst de kogels, en dan met de kolven er op los!" Het was een echt woest, wild Westlands-tooneel, dat nu volgde. De tramps hadden zich zoo volkomen veilig gewaand, dat die plotselinge overrompeling hen letterlijk verlamde van schrik.

Eigenlijk voelde ik mij daar nooit zooals ik was, of wezen wou. Iets lag altijd tusschen mij en haar: de sociale afstand, de valsche positie waarin ik mij tegenover haar bevond; het besef dat zij daar in haar kring was en ik niet en dat maakte haar sterk en mij zwak en verlamde in mij elke mooie gelegenheid die ik had om van het toevallig alleen-zijn met haar te genieten.

Deze vreeselijke oorlog, door een paar kleine oproerige provinciën jaren achtereen met nooit verlamde geestkracht en onwrikbare volharding tegen het wereldrijk Spanje gevoerd, had reeds millioenen bij millioenen verslonden en nog was het einde daarvan niet te zien. Spanje's geldmiddelen waren uitgeput, vorst en volk waren den krijg moede en smachten dus naar den vrede.

De groote smart verlamde zijn tong, en Helena, die hem dit aanzag en met hem mede voelde, had zich aan zijne zijde geplaatst. Het schreeuwen en joelen der menigte drong door de open zoldering van het impluvium tot hen door, maar de grijsaard scheen het niet te hooren, en bemerkte ook zijn kleindochter niet.

Een matheid verlamde zijn ledematen; het scheen hem of er lauw water door zijn aderen vloeide in plaats van bloed; een mist scheen somwijlen over zijn hersenen te hangen, zoodat hij niet denken of zich iets herinneren kon.

Het was zoo vreemd in haar, zij leed maar niet, zij was nog steeds niet boos, niet verontwaardigd, er bleef iets dofs in haar, iets dofs en zwaks, dat alle kracht van opstand in haar verlamde, dat alle smart en wroering doodde, iets dat haar onverschillig en gevoelloos maakte voor het akelige dat gebeurd was en voor 't akelige dat haar nog te wachten stond.

Hij verbrijzelde de flesch met het kooksel en verlamde des ridders hand, sloeg hem drie of vier tanden uit den mond en schramde deerlijk zijne wang. De worp was zoo krachtig, dat Don Quichot zich niet meer in den zadel kon houden, maar als een blok van het paard op den grond plofte.

Met groote snelheid liep hij op de gestalte af, en greep haar bij den schouder. De onbekende sloeg de armen ten hemel en slaakte een tweeden, hartverscheurenden gil. "Wie ben jij?" beet Flipsen haar toe. Er kwam geen antwoord. De schrik verlamde als het ware haar tong. "Hoor je me niet? Wie ben jij?" herhaalde Flipsen. "O, ik ben ik ben Trijntje de meid. O, wat een schrik!"

Woord Van De Dag

slonsige

Anderen Op Zoek