Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 14 oktober 2025
De weg strekte zich eindeloos uit, kronkelend en modderig onder den lagen, grijzen hemel, tusschen de naakte populieren, waarvan de kruinen klagend-piepten in den natten wind, die onophoudend ijzige gesmolten sneeuw en motregen in zijn gezicht joeg. Nog nooit had zijn land hem zoo vuil, zoo triestig, zoo somber-verlaten geschenen.
Ook de baron, haar vader, zag er bekommerd, somber, triestig uit.
Maar ook triestig, kloosterachtig, om de dikke, ijzeren hekken voor de ramen, waarachter het nat-verwaaide tuintje lag met de kale heesters. Hoe desolaat was het stille Leiden op zóó'n dag; haast niemand op den weg, niets te zien dan droeve boomen en het doffe grachtewater, en de oude, suffe huizen, waarvan de oogen blind leken.
Alleen de prediktoon van Sophie, welke hem berispte om zijn vroeger slecht leven en hem voornemen deed zich nu eens voor goed te beteren, hinderde hem geweldig ... Zijn moteurken was verloren ... zijn krachten gebroken, 't roeien zou nu onmogelijk wezen ... Wrevelig-smartelijk tikkelden die gedachten voortdurend in hem òp, deden alles donker-dreigend en triestig schijnen ...
Men spreekt daarom niet van maansverdonkering, maar van maansverduistering. Figuurlijk gebruikt wil ~somber~ zeggen: triestig, bijv. een sombere stemming; ~donker~ staat dan gelijk met zorgwekkend: een donkere toekomst, terwijl ~duister~ dan beteekent: verward, onduidelijk, bijv. een duistere redeneering. Het was zoo in de kamer, dat ik niet meer lezen kon.
Ge mot nou niet zoo triestig kieken, grootvoader," vervolgde hij na eenig zwijgen: "went zie, dan zou mien 't gemoed ook vol schieten en.... dat zou.... dat zou toch onneuzel zin, dat zou...." En de goede jongen zweeg, en de oude man zweeg ook, en ze zagen elkander in de oogen, en ze bleven zoo nog een geruimen tijd, totdat Doortje eindelijk want het was inmiddels avond geworden in de keuken kwam um veur d' oavendpap te dekken.
Maar nu was 't of zijn welbewaakte rust van de vorige weken nog grooter, wijder was geworden, bevestigd en geheiligd door 't licht van haar oogen. Zij was nu zijn troost geworden, zijn liefste gedachte. Want dood was zijn hoog begeeren. Hij verlangde naar den Zondag. Die kwam met triestig, buiïg weer, een donkeren morgen. Hij ging natuurlijk toch naar Bussum, tegen twaalf uur.
In de hoeken van de stoepen lagen restanten van het sneeuwijs der vorige dagen nog opgehoopt, vermengd met stukken baksteen, afkomstig van een huis, dat op twintig schreden afstands afgebroken werd. Alles zag er dus even treurig en triestig uit; maar toch werd de aandacht van den heer Buter tot iets anders getrokken.
Je moet nu langzamerhand uitscheiden met worstelen, en ik ben overtuigd ... ik meen, ... ik zoû misschien ... met een meneer kunnen spreken, die veel invloed heeft ... om je een bureau-de-tabac te bezorgen; zoû je dat willen? Hij schudt het hoofd, zóo triestig, zóo triestig. Neen, meneer. Het is heel braaf, om dat voor me te willen doen. ...
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek