Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !

Bijgewerkt: 16 juni 2025


"Zoo heet ik ook!" zegt mamsel Westphalen. De overste lacht en zegt dat hij niet Westphalen heet, maar uit Westphalen is; hij heette "Von Toll." Mamsel Westphalen maakt eene diepe nijging van achteren en vraagt: "Neem 't mij niet kwalijk, zijt gij dan soms familie van mijnheer den postmeester en kastelein Toll, hier in de stad?"

Zij is, wel is waar, volstrekt niet voor beleefdheden gestemd; doch, zoo als iemand vraagt, moet hij toch ook antwoord hebben; en zooals de man is, moet de worst toch ook voor hem gebraden worden; zij duikt dus weder met eene nijging naar beneden en zegt: "Goeden morgen, mijnheer de overste Von Toll," en wil voorbijgaan.

Terwijl ik nog bij hem stond, werd de deur geopend en binnenkwam de Fransche overste Von Toll, en hij had zijn arm om eene jonge, beeldschoone vrouw geslagen; dat was zijne "genadige vrouw."

Hij gaf nu bevel, dat mamsel Westphalen en de beide dienstmeisjes in vrijheid gesteld zouden worden en mamsel Westphalen dook driemaal met eene nijging onder en zeide: "Ik bedank u wel, overste Von Toll."

Toen dit nu gebeuren zou, sprong de oude bakker Witt voor mijn vader op en liet een paar maal "schooiers en schurken" hooren, en ook de oude molenaar Voss was al bij de hand om zijne vuisten en zijn mondregister gereed te maken, toen de overste Von Toll weer binnenkwam, en vernemende, wat die beweging te beduiden had, zeide hij, dat de bakker in de pijpekops-historie gelijk had; hij had dit onderzocht, en dat gansche voorval was eene bijzaak; maar, de bakker was dezelfde man, die het chasseur's-paard in zijne schuur had staan, en hem kwam het voor, alsof hier een moord in een groot complot begaan was, en bij deze woorden zag hij mijn vader zeer scherp aan, en dat moest uitkomen, hij zette daar zijn leven voor te pand; en, zoo 't er hier niet uit te krijgen was, dan wist hij eene plek, waar het er wel uitkomen zou, en die plek heette Stettin.

En, juffrouw Stahl, in de mooie koets der logeergasten had de genadige vrouw Von Toll, en de vrouw van den baljuw en de vrouw van den burgemeester en ik de eer te rijden; en de vrouw van den burgemeester had haar jongen, haar Frits, medegenomen en die bengel hing mij den heelen weg over, op 't lijf, zoodat mijne voeten begonnen te slapen, en als de huzaar-onderofficier Frederik Schult er niet geweest was, dan zou ik, bij 't uitklimmen, van de treê gevallen zijn.

"Mijn lieve kind, dat volk zal zich niet veel aan zoo'n brief van een Stemhager baljuw storen. En toch, kindlief?" en hij wendde zich om, naar mijne moeder, "als ik haar eens zoo'n brief meêgaf, aan den overste Von Toll; wat dunkt u, Netje? Hij zou niet de zoon van Renatus Von Toll moeten zijn, wanneer hij dit jonge meisje zonder bescherming liet.

Woord Van De Dag

zelenika

Anderen Op Zoek