United States or Tokelau ? Vote for the TOP Country of the Week !


Want het volksleven is veel meer gevoels- dan geestesleven. Zelfs op het veld der wetenschap doet dit gevoelsleven zijn rechten gelden en verkiest het de bekoorlijke, dichterlijke, fantastische verklaring boven den soberen, logischen redeneertrant. Een sprookje is het volk liever dan een betoog. Zoo vertroebelt het gevoel de volkswetenschap en maakt ze in zekeren zin tot een kunstvorm.

Het heeft eene ruime loggia met drie gesloten bogen, in een strengen, soberen stijl, overeen komende met dien van Palladio. Het inwendige is naakt en koud; van de vroegere versiering is niets meer overgebleven dan een reusachtige schoorsteen, en een steenen tafel door heraldieke griffioenen gedragen, en met het opschrift: Hic regimen purum magnaque facta manent.

Als gewoonlijk werd er muziek gemaakt na den soberen maaltijd, de student Anselmus moest zich zetten aan ’t klavier en Veronika deed heur klare stemme hooren. „Beste juffrouw,” zeide de griffier Heerbrand, „u hebt een stem als een klokje van kristal.” „Dat is niet waar,” schoot de student Anselmus uit, hij wist zelf niet hoe, terwijl allen hem verwonderd en ontstemd aanzagen. „Kristallen klokjes luiden in vlierboomen wonderlijk, wonderlijkging de student Anselmus mompelend voort.

Een van planken gemaakte voorloopige trap voert van den eersten naar den tweeden hof, waarop zich in volle majesteit de voorgevel van het eigenlijke paleis verheft, vier verdiepingen hoog, gekroond met een hoog spits toeloopend dak. In zijn soberen, ernstigen eenvoud, met zijne strenge lijnen en smaakvolle rondboogvensters, heeft deze façade een waarlijk monumentaal karakter.

"Wat een dwaasheid, engeltje!" riep Mechtelt, vervaard en verontrust door het gezegde van Madzy, en in haar verbeelding reeds al de lekkernijen, welke zij met haar deelde, ziende verdwijnen en plaats maken voor den soberen pot der arme burgerij: "ik hoop, dat gij wijzer zult zijn: denk toch, dat gij pas ziek geweest zijt en gezond voedsel noodig hebt, dat hebje!

Doch een goed zendeling is voor dergelijke stoornissen niet in 't minst vervaard; hij heeft geen kerken of kathedralen, noch plechtige stilte noodig, doch predikt als het zijn moet overal en onder alle omstandigheden, waarbij de stemming of de indruk niet in het minst behoeft te lijden. Integendeel, in dien soberen eenvoud is iets stichtelijks en ontroerends.

Een weinigje kunstzin zou toch, naar het schijnt, voldoende zijn geweest ons van deze barbaarsche handelwijze terug te houden. Eerst als ge u op de Akropolis zelve bevindt, en u nederzet aan den voet der Propylaeën of van het Parthenon, gevoelt ge de oude helleensche wereld, in al haar ongeëvenaarde schoonheid, in al haar soberen en zinrijken rijkdom, weer rondom u verrijzen.

Jean le Meingre, gewoonlijk genoemd le maréchal Boucicaut, heeft zijn land gediend in groote rampen. Hij was met Jan zonder Vrees in 1396 bij Nicopolis geweest, waar het Fransche ridderleger, roekeloos uitgetrokken om den Turk weer uit Europa te drijven, door Sultan Bajazid vernietigd werd. Hij is opnieuw gevangen gemaakt bij Azincourt in 1415, en zes jaren later in gevangenschap gestorven. Een bewonderaar heeft nog bij zijn leven in 1409 zijn daden te boek gesteld, op grond van zeer goede inlichting en documenten, doch niet als een stuk tijdsgeschiedenis maar als het beeld van den idealen ridder. De realiteit van dit veelbewogen leven verdwijnt achter den schoonen schijn van het ridderbeeld. De vreeselijke katastrofe van Nicopolis heeft in Le Livre des faicts maar een flauwe kleur. Boucicaut wordt geschilderd als het type van den soberen, vromen en tegelijk hoofschen en geletterden ridder. De afkeer van rijkdommen, die den waren ridder eigen moest zijn, spreekt uit het woord van Boucicaut's vader, die zijn erfgoed had willen vergrooten noch verkleinen, zeggende: als mijn kinderen rechtschapen en dapper zijn, zullen zij genoeg hebben; en als zij niets waard zijn, zou het jammer wezen, dat hun zooveel bleef nagelaten. Boucicaut's vroomheid is van een streng puriteinsch karakter. Hij staat vroeg op, en blijft wel drie uren in gebeden. Hoe gehaast of bezig ook, hoort hij iederen dag geknield twee missen. Vrijdags kleedt hij zich in het zwart, op Zon- en feestdagen doet hij te voet een bedevaart of laat zich voorlezen uit het leven der heiligen, of uit de geschiedenissen "des vaillans trespassez, soit Romains ou autres", of hij spreekt met anderen van devote dingen. Hij is matig en sober, spreekt weinig en meest over God, de heiligen, de deugd of de ridderlijkheid. Ook al zijn dienaren heeft hij gewend aan devotie en betamelijkheid, en hun het vloeken afgeleerd. Hij is een ijverig voorstander van den edelen, kuischen vrouwendienst; hij eert allen om eene, en sticht de orde "de l'écu verd

Mijn bemerking geldt echter alleen het uiterlijke voorkomen van den man; want niettegenstaande zijn soberen opschik, schenen zijn ronde buik en blozende wangen van een betere keuken en meer voorzienen spijskelder te gewagen dan hem gewoonlijk ten deel viel: en de goede moeder natuur had het vergoedingsstelsel te zijnen opzichte in zooverre gevolgd, dat zij hem bij zijn armoede een gelukkig humeur en een blijde vroolijkheid had geschonken, welke hem de nukken der fortuin trots den besten wijsgeer deden tarten, en alleen, gelijk uit het vervolg zal blijken, nu en dan voor smarten van een meer treffenden aard moesten zwichten.

In soberen ernst beklaagt hij de ellende en wreedheid van den oorlog: geen slechter stand dan die van den krijgsman: de zeven hoofdzonden zijn zijn dagelijksch werk, hebzucht en ijdele roemzucht zijn het wezen van den krijg. ... "Je vueil mener d'or en avant Estat moien, c'est mon oppinion, Guerre laissier et vivre en labourant: Guerre mener n'est que dampnacion."