Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !

Bijgewerkt: 19 mei 2025


Niet zonder moeite scheidden wij haar. De stukken getuigden hoe moorddadig de strijd geweest was. Hier eene muts, daar een sluijer, de bodem bestrooid met vlokken haar; zoo meedogenloos waren zij elkander te lijf gegaan. "Aan tafel verhaalde de waardin, ten zeerste verbolgen, hoe brutaal de maarte zich gedragen had.

Wij zouden zoo gaarne dien donkeren sluijer optillen en zien, wat er onder ligt; wij spannen daartoe al onze krachten in, en vinden juist in dat streven een duurzaam genot, hetwelk onbekend blijft aan dengene, wiens zin en geest geene opmerkzaamheid, geene onophoudelijke belangstelling aan de verschijnselen der natuur schenken. In meer dan een opzigt is de wording der lente leerrijk voor ons.

Neen, niet gemeesmuild, niet gefluisterd, Getuig wat uw verbeelding is: Of schalke als die van vroeger dagen, Wier wieken, gift van scherts en lust, Op 't feestmaal werden uitgeslagen, Haar smetteloosheid zich bewust, Die zonder blaam, die zonder vrees Het menschelijke menschlijk prees; Of... laat mij haar onreine noemen, Die onder dubb'len sluijer kleurt, Die eischt dat we ied're drift verbloemen, Wijl ze elken zegen heeft verbeurd: Wit graf waarbij de minne treurt!

Als van de terrine, waarin gij verscholen ligt, het sierlijke deksel wordt afgewenteld, en eene dartele hand den sluijer van sneeuwwitten reuzel wegrukt, dan vertoont zich, met een zedigen blos bedekt, uw liefelijk aangezigt; dan vervult gij allen, die u omringen niet met strengen eerbied, maar met warme liefde, met een zoet en nameloos verlangen!

Een geheel hoofdstuk bij Erasmus, langer dan één der vorige, is gewijd aan het schilderen der godsdienstige geestdrift van een vriendinnetje zijner kinderjaren, toen een volwassen meisje, dat ondanks de gebeden van vader en moeder, ondanks de tranen en omhelzingen van broeder en zuster, in het aannemen van den sluijer volhardde.

Hij die als jongeling het vriendinnetje bewonderde dat ondanks de gebeden van vader en moeder den sluijer aannam, verheerlijkt in zijne dialogen, nu hij een man geworden is, de eerbare vrijerij van een minnend paar: de Jongeling en het Meisje.

Een smalle sluijer van Indisch neteldoek, luchtig om haare schouderen gehangen, bedekte met bevalligheid aan den eenen kant haaren schoonen boezem; een enkel klein overtrek van eene zeer fyne en met levendige kleuren beschilderde stoffe, maakte haare kleeding uit.

Zoo bedaard echter en schijnbaar onverschillig als hem mogelijk viel, vroeg hij zijn medgezel, naar Rezia wijzend, die, een anderen kant uitziende, hem niet onder de voetgangers opmerkte: Kent gij die vrouw? Die daar met den teruggeslagen sluijer en de dienares met den waaijer van pauwenveeren nevens haar? vroeg Parviz, welzeker! zou ik die niet kennen?

Mij, dat ik ruste aan zijn hart, hem, dat hij trouw me als voorheen weer beminne! Mij, bij zijn naadring beschaamd, hem, die door vleitaal mijn zinnen verrukte, Mij, door zijn glimlach bekoord, hem, die mij strafloos den sluijer ontrukte, Mij, op het bed hier van mos, hem, die zich vleije als weleer aan mijn zijde, Mij, weer tot kozen bereid, hem, die den dronk zijner lippen mij wijde,

Zij waren daar van Zug aangekomen met het vaste plan om den Rigi te beklimmen, en zouden reeds terstond dit voornemen hebben ten uitvoer gebragt, zoo niet de drijvende wolkjes, die zij vóór eenige uren ontdekt hadden, tot dikke wolken waren aangegroeid, en zich zoodanig om de kruin des bergs hadden vastgehecht, dat men verzekerd kon wezen, op den top geen uitzigt te zullen hebben dan in den digten sluijer, die het landschap overdekte en de communicatie van het heldere zonlicht met het frissche groen en het doorschijnend water afsloot.

Woord Van De Dag

vuistdreigend

Anderen Op Zoek