Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 6 mei 2025
En hier noemde Parviz een naam, waarvan het aanhooren zijn vriend een schok deed ondervinden gelijk hij zijn gansche leven nog nooit was gewaar geworden, en een gevoel bij hem deed ontstaan als bevond hij zich op den uitersten rand van een der hoogste rotsklippen in zijne noordelijke gebergten en als stortte hij, door eene duizeling bevangen, in den peilloozen afgrond....
Zoo bedaard echter en schijnbaar onverschillig als hem mogelijk viel, vroeg hij zijn medgezel, naar Rezia wijzend, die, een anderen kant uitziende, hem niet onder de voetgangers opmerkte: Kent gij die vrouw? Die daar met den teruggeslagen sluijer en de dienares met den waaijer van pauwenveeren nevens haar? vroeg Parviz, welzeker! zou ik die niet kennen?
Zoo al pratend en terwijl men elkander 't een en ander omtrent eigen betrekkingen en belangen meedeelde, waarbij Parviz onder anderen vertelde dat zijn oom, de Minister, hem voor de krijgsdienst, waarin hij zelf ook niet veel behagen vond, ongeschikt achtte, en hem voor een staatsambt bestemde, kwamen de beide wandelaars al spoedig aan de groote, breede straat, die een der hoofdtoegangen vormde tot de voorhoven der vorstelijke paleizen.
Geruimen tijd bleven de bezoekers daar ronddwalen, nu eens langs eenzame wandelpaden, dan weer door de met wachters en dienaren vervulde galerijen, tot eindelijk Parviz den voorslag deed, een zijner vrienden in de lager gelegene stad te gaan opzoeken om daar hun intrek te nemen en tevens een beter maal te gebruiken dan men onderweg had kunnen vinden.
Weinige oogenblikken later verscheen een jongman van ongeveer Siddha's leeftijd, rijk gekleed en met juweelen en paarlen gesierd en van een bevallig en innemend, schoon ook in weerwil van zijn fijnen zwarten knevel ietwat vrouwelijk voorkomen. Parviz! zei Aboel Fazl, zie hier de beide heeren uit Kaçmir, waarvan ik u de komst gemeld heb.
In dat bont gewoel mengde zich weldra ook Siddha met zijn vriend Parviz, dien hij bij 't verlaten van het paleis had ontmoet en die hem hartelijk geluk wenschte met zijne nieuwe bevordering. En gij, vroeg Siddha, hoe staat het met uwe belangen? Gij meent waarschijnlijk mijne heel bijzondere, niet waar? zei de andere lagchend, nu dat gaat nog al.
Met een zwijgenden groet wilde de Kroonprins voorbij rijden, maar hij bedacht zich en, zijn paard naar Feizi en Parviz wendend, zeide hij: Mijne heeren! 't is mij lief u juist hier te ontmoeten; ik wacht dezen avond eenige vrienden in mijn paleis voor een klein feest; wilt ge mij niet 't genoegen ook van uw bijzijn schenken?
Maar ik schenk u de beschrijving; gij hebt al genoeg te kijken en dus zeker ook weinig lust om nog meer aan te hooren. Is, vroeg hij den geleider, de groote audientie-hal open? Neen, Heer! antwoordde de ander, voor 't oogenblik niet; maar over een paar dagen.... Nu, 't maakt ook niet uit, hernam Parviz.
Juist wilde Vatsa aan het bevel gehoorzamen toen Siddha zelf, bezig zich gereed te maken om uit te gaan, terstond de vrolijke stem van Parviz, den neef van Aboel Fazl, herkende, en in den voorhof zich begevend, zijn bezoeker uitnoodigde binnen te komen. Hebt gij dienst? vroeg deze. Een paar dagen niet. Nu, dat treft. Dan komt het u misschien wel gelegen eens een uitstapje te maken? Zeer gaarne!
Zie, sprak Parviz, toen men een tijdlang had voortgereden, zulke lanen heeft de Keizer nu ook laten aanleggen op andere en verre wegen, waar vroeger haast geen blad groeide en waar men van hitte verging. Een zeer nuttig werk voorzeker! En geen reiziger trouwens die er Akbar niet dankbaar voor is.
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek