Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !

Bijgewerkt: 17 juli 2025


Een volksstam, breed van schouderen, En meer dan menschlijk sterk, onkundig van zijne ouderen, En als de distel, of de rups van 't dorrend blad, Verschenen, onbewust uit wie het oorsprong had, Stond op.

Het Landschap ligt in klare manestralen, Die maken weide en groenen heuvel bleek, Waar, uit de donker-overschauwde kreek, Een blanke beek met val op val komt dalen. En, door 't gerucht van menschlijk ademhalen, Waarmee de wind langs 't hoog geboomte streek, Slaat, op de torens van de gansche streek, De klok haar zachte slagen twalef malen

Dit lijdt uw recht, uw moed, dit kan uw hart niet lijden: Vergaan wy, zoo 't moet zijn; maar sneuvlen we in het strijden! Ja, Kaïns overschot, heel 't menschlijk kroost, heeft uit, Ten zij één stoute daad hun woesten moedwil stuit. 'k Vergaderde u daar toe, en durf die van u wachten. Beleid en dapperheid zijn meer dan reuzenkrachten.

Maar wie, wat menschlijk waar is, zelf ontgint, Voelt zich aan zich door zich alleen verbonden, En weet, dat hij voor zich slechts waarheid vindt.”

'k Verhard mijn borst niet meer, ik zink in tranen neder, ô Almacht! ja 'k versmelt, mijn ziel werd week en teder, Ze is menschlijk. 'k Ben, ô God, 'k ben vader, 'k voel het bloed Van vader in dit hart, 't verandert my 't gemoed. Twist' kinderlooze met uw Almacht!

SATURNINUS. Nu peilt gij juist den bodem van mijn wond; Vermoord ligt hier mijn arme Bassianus. Zoo breng ik dezen onheilsbrief te laat, Die de' aanslag inhoudt van dit gruw'lijk treurspel, En sta verstomd, dat eenig menschlijk aanzicht Bloeddorst in lieve lachjes hullen kan.

Neen, niet gemeesmuild, niet gefluisterd, Getuig wat uw verbeelding is: Of schalke als die van vroeger dagen, Wier wieken, gift van scherts en lust, Op 't feestmaal werden uitgeslagen, Haar smetteloosheid zich bewust, Die zonder blaam, die zonder vrees Het menschelijke menschlijk prees; Of... laat mij haar onreine noemen, Die onder dubb'len sluijer kleurt, Die eischt dat we ied're drift verbloemen, Wijl ze elken zegen heeft verbeurd: Wit graf waarbij de minne treurt!

We aadmen nooit kon het ons krenken De atmosfeer van 't menschlijk denken, Zij ze ook donker, nat en grauw Als een dag door storm gebluscht, Nog doorvloeid van glanzen flauw, Zij ze stralend als wat rust Tusschen wolkenlooze lucht En rivieren zonder zucht, Lieflijk, stil, in klaar genucht.

Dit is zóó zoet, dat ieder menschlijk woord Zou falen om dit zalige uit te drukken, Sinds ik U zag ken ik een zielsverrukken, Dat menschen niet, doch goddlijken behoort, En, mocht het Leven hart aan hart ontrukken, Weet, dat het mij dien oogenblik vermoordt.""

De stralen schieten voort, en doen verschijnen Droeve ruïnen van verdwenen tijden; Ankers, snebben van schepen, en in marmer Verkeerde planken, pijlkokers en helmen, Speren, en schilden met medusa-hoofden, Wielen van zeisenwagens, en blazoenen Van standaarden, trofeeën en heraldisch Gedierte, waaromheen de lach des Doods klonk, Begraven teekens van verwoesting, dood nu, Verwoesting in verwoesting; en ernaast Bouwvallen van veel uitgestrekte steden, Waar de bevolking, overgroeid door de aarde, Sterfelijk, maar niet menschlijk was.

Woord Van De Dag

estes

Anderen Op Zoek