Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !

Bijgewerkt: 10 juli 2025


Noem dat zuigen van uw hart nu hongeren, noem het dorsten, noem het begeeren; maar onder wat naam ook aangeduid, het is toch altoos dat éene zelfde hart, dat uit zijn diepe gapende kolken en ledige gewelven roept en schreeuwt om inhoud, om vervulling, om iets, waarmeê het zijn ledige ijlheid verslinden en stillen en bedaren kan. Uw hart moet dus begeeren.

94 daar dit beest, om het welk gij schreeuwt, 'n ander niet langs zijnen weg laat doorgaan, maar hem zoozeer belemmert dat hij hem doodt. 97 En het heeft zoo slechten en schuldigen aard, dat het nooit zijn begeerig willen verzaakt, en na de voedering meer honger heeft dan te voren.

Hij vliegt van bloem tot bloem, vooral op acacia's en mimosa's, voortdurend Insecten vangend, schreeuwend en zingend, altijd trouw vergezeld door zijn wijfje. Voor andere Vogels toont hij weinig schroom; ook de mensch kan hem gemakkelijk naderen en zijn levenswijze nagaan. Als hij in gevaar verkeert, schreeuwt hij als een jonge Kat.

Zeg niet: Ik ben als in Psalm 42, en mijn ziel schreeuwt naar den levenden God, gelijk een hert dorst naar de waterstroomen, maar de hemel houdt zijn regen in. Neen, zoo is het niet.

Zoo maken de eerste 41 psalmen den eersten bundel uit, en eer ge dan met het: »Het hert schreeuwt naar de waterstroomenaan den tweeden bundel toekomt, staat er het refrein tusschenin: »Geloofd zij de Heere, de God Israels, van eeuwigheid en tot in eeuwigheid!

O! in ons schreeuwt dikwijls het verlangen naar die eenvoudige zielen. Wij zullen niet tornen aan hun eenvoud, wij zullen hun niet andere behoeften leeren; wij zullen hen laten in hun eenvoud, hun karakter, en alleen daar verandering trachten te brengen, waar de zeden in strijd zijn met het beginsel Liefde.

Het kind schreeuwt van schrik en barst in schreien uit. Toen ik weer thuis was gekomen, wierp ik mijn europeesche kleeding weg eindelijk! Met blijdschap trek ik den kleurigen kaftan aan, om het midden vastgemaakt met een lederen ceintuur, waar dik zijden borduursel op is aangebracht, en hul mij in den haïk, die zijn sneeuwwitte plooien om mij hangt en zijn fijn doorschijnend waas.

Men wordt door ezels en menschen omringd, gedrongen, overschreeuwd, vervolgd, en ten slotte ziet men geen redding uit dien kring van twee- en viervoetige dieren, terwijl men evenmin weet wien men kiezen zal. Eindelijk geeft men zich over aan hem die het hardst schreeuwt: "Beklim mijn ezel maar!"

De mond schreeuwt, het zand vult hem; stilte! De oogen zien nog, het zand sluit ze; nacht. Dan zinkt het voorhoofd, een weinig haar beeft nog boven het zand; een hand komt uit het zand, beweegt zich en verdwijnt. 't Is de akelige verdwijning van een mensch. Soms verzinkt een ruiter met zijn paard; soms een voerman met zijn kar; alles zinkt onder het zand.

Vooral de eenzaam levende Neusbeer weet een goed gebruik te maken van zijne scherpe tanden; als de Hond hem op de hielen zit, draait hij zich moedig om, schreeuwt van woede en bijt duchtig om zich heen. In ieder geval verkoopt hij zijn leven duur genoeg en stelt niet zelden 5 of 6 Honden buiten gevecht, voordat hij voor de overmacht bezwijkt.

Woord Van De Dag

1195

Anderen Op Zoek