United States or Tonga ? Vote for the TOP Country of the Week !


Die grappen waren niet van het fijnste soort; dat kan men verwachten: een beer, potsierlijk uitgedost in zijn rok met kwartieren als in een ridders wapenrok; een kok, gekookt in zijn eigen soepketel; een angstige portier, roepend, schreeuwend: "o wi, o wach!"; schenkers en drossaten die, hals over kop, een zaal komen binnenvluchten, zoodat hunne armen, beenen en hoofden het zwaar te verantwoorden hebben; de vraatzucht van een beer die zich zoo dik gegeten heeft, dat de knoopen hem van den rok springen als hij zich schudt; angstige reuzen op zaalbalken hunne toevlucht zoekend; een reuzenkoning, met schuine blikken naar zijn vreeselijken gast loerend alles gruwzaam of grof, doch niet zonder zekere ruw-komische kracht en wel geschikt om de ruige lippen van ruwe poorters en boeren te plooien tot een breeden lach.

Eenige oppervoorsnijders, schenkers, jachtmeesters, ceremoniemeesters, kamerdienaars, vrouwen die tot den dienst in het paleis behoorden, eunuchen en andere hofbeambten wachtten hier de Koningin op, en de pages van het Macedonische kadettencorps der »Koninklijke knapen" stonden slaapdronken en met gebogen hoofd om den kleinen troon van goud, koralen en barnsteen, tegenover den schoorsteen, waarop de Koningin zou plaats nemen.

Toen hij was afgestapt nam hij me rondom op met groote verwondering, maar hij bleef op een afstand van iets meer dan de lengte van mijn keten. Hij gaf zijn koks en schenkers, die al gereed stonden, bevel mij voedsel en drank te geven, dat zij vooruitreden in een soort wagentjes op wielen, tot ik erbij kon.

Om ten-overvloede den aanschouwer te doordringen van 't begrip: verkwisting, had de teekenaar 'n wynvaas doen omwerpen door 'n paar jachthonden... Jachthonden ook! Dus: jacht! O, goden, 't is te veel! ...de wyn stroomde, en ging verloren alsof-i zelf 'n wegloopende zoon was. Dit beviel Wouter byzonder. Niemand van de gasten bemoeide zich met zoo'n kleinigheid, zelfs de schenkers niet.

Maar de ouders van de bruid kenden ook die stemming sinds lang niet meer, en ze waren er ook zoo maar niet in te brengen met wat bloemen en zon; ze voelden zich alleen nog wat ontevredener en kribbiger dan gewoonlijk.... Mevrouw liep af en aan, met een strak gezicht en een strengen stap om er vooral op te letten, dat alles netjes en ordelijk in z'n werk ging, dat de meiden geen gekheid maakten met de bloemisten-knechts, dat de waterdruppels, die van sommige bloemstukken lekten, nergens vlekken op haar meubelen konden geven, en dat de kaartjes van de schenkers al naar mate hunner voornaamheid meer of minder in 't oog vallend werden geplaatst.

Nauwelijks waren de schenkers met hunne gouden kannen bij de gasten rondgegaan, of Antonius had zich tot hen gewend met den uitroep: »Schenkt maar dapper in, gij mannen, morgen dient gij misschien reeds een anderen heer!" Toen was hij, geheel tegen zijn gewoonte, nadenkend geworden, en had in zichzelven gemompeld: »En dan lig ik daar buiten als een lijk, een armzalig niets!"

En de geesten van het levenssap schonken wijn: terstond begon alles te botten, te groeien, te bloeien; het gras was vol gonzende diertjes, en de lucht vol vogels en pepels; de geesten schonken voort, en die van beneden ontvingen den wijn zooals zij konden: de bloemenmaagden openden den mond, of sprongen op heur rosse schenkers en kusten ze, om meer te krijgen; de eenen vouwden de handen smeekend te zamen; anderen zaten stille en lieten zich met wijn beregenen; doch allen, zoo dorstigen als gelaafden, zochten den wijn en bij elk dropje dat zij kregen, werden zij levendiger.

Dat ook in den Brandaen drossaten en schenkers voorkomen, die veroordeeld zijn om na hun dood dorst te lijden, zoodat ze in honderd jaren geen droppel water binnen krijgen, is een der vaste trekken van de speelmanspoëzie . Het was een onschuldige wraakneming der speellieden op degenen die hen onder hunne voordracht niet voldoende van nat en droog hadden voorzien.

Aan gouden en zilveren ringen wapperden van den top dier staken roode, gele en donkerblauwe vanen . Talrijke banken van verguld hout waren in een wijden kring gerangschikt, en noodigden de aanwezigen uit, om zich neder te zetten, terwijl vlugge schenkers in gouden vaatwerk wijn aanbrachten, dien zij allen, die tot het spannen van den reuzenboog hier verzameld waren, aanboden.

Dit zeggende, keerde hij Bartja den rug toe, en begaf zich naar de met goud, purper en edelgesteenten rijk versierde voorzaal, waar veldheeren, satrapen, rechters, schatmeesters, schrijvers, raadsheeren, eunuchen, deurwachters, beambten, wier roeping was de vreemdelingen voor den koning te geleiden, kamerdienaars, uit- en aankleeders, schenkers, stalmeesters, jachtoversten, lijfartsen, oogen en ooren des konings en boden van allerlei soort hem verbeidden.