Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 18 juni 2025
"Eilaci!" zeide er een zuchtende, "of zij ons zien of niet, zij zijn toch wel overtuigd, dat wij aan alles gebrek hebben." "Dat zal ik hun wel anders beduiden," riep een stem achter den spreker. Deze zag om en ontwaarde Berkheij, die, met een aker en een vischhengel in de hand, den wal opkwam. "Berkheij!" riep Schaeck, "wel man, ben je aan 't visschen geweest?"
En meteen zijn woning verlatende, trok hij met den boodschapper en de beide knapen naar de bedoelde plaats, waar reeds een aantal burgers in diepe neerslachtigheid en wankelmoedigheid verzameld was. Van der Does sprak hun moed in en beurde hen op door de mededeeling van wat Schaeck hem bericht had.
De knapen, blijde er zoo af te komen, haastten zich aan het bevel te voldoen, en dit te gereeder, omdat zij werkelijk geen wrok meer tegen elkander voedden. Berkheij was aan Schaeck dankbaar voor de hem bewezen hulp: en deze achtte Berkheij voor zijn edelmoedige tusschenkomst bij den Burgemeester.
Zijn oogmerk met één woord aan zijne kameraden bekend gemaakt hebbende, trad hij bedaard vooruit; doch nauwelijks was hij op de hoogte van 't Begijnhof, of, in plaats van op Schaeck aan te vallen, zwenkte hij met zijn geheele bende rechts, stormde den hoek van 't Begijnhof om, en trok daar Piet Pietersz., eer deze 't verhoeden kon, de beide beenen van onder 't lijf weg, zoodat de arme jongen op een alles behalve zachte wijze achterover rolde, terwijl zijn drie makkers door die van Berkheij deerlijk werden toegetakeld en zoogoed als buiten 't gevecht gesteld.
"Beter een korte dood door 't staal dan die marteldood door den honger," zeide de laatste spreker. Schaeck antwoordde niet, maar eensklaps zijn geweer schouderende, liep hij met fiere stappen en het hoofd recht houdende, het bolwerk op en neêr. "Wat scheelt hem nu?" vroegen de burgers terwijl zij hem verwonderd aanzagen.
"Dank je, Schaeck!" zeide Berkheij: "zonder jou ging die vervloekte Waal mij wurgen." De trosknaap, een lange, vijftienjarige, sterkgespierde jongen, die, bij 't leger opgevoed, boven de Leidsche knapen het voordeel had van in de scherm- en vechtkunst wel geoefend te zijn, trad met een grimmigen blik op Schaeck toe. "Dat zul je mij betaald zetten," zeide hij: "waar bemoeit gij je mee?"
Nu wilde Schaeck zich wegmaken; maar een van de omstanders, die zeker zijn ijver wilde toonen, hield hem vast en trok hem voor Pieter Adriaansz. "'t Is goed zoo!" zeide deze tot den burger: "maar gij hadt beter gedaan hem straks het vechten te beletten, dan hem nu aan te houden. Waarlijk!" vervolgde hij, den knaap beschouwende, "ik geloof dat dit niet de eerste keer is, dat ik u zie plukharen.
's Middags, toen Schaeck en Berkhey te zamen aan den Rijn eenige haringen zaten te orberen en er een goede teug bier bij dronken, haalde laatstgenoemde den buit voor den dag, door hem bemachtigd in de mede verlaten schans te Leiderdorp, welke hij 't 'eerst beklommen had.
Berkheij, nederduikende, sloeg den arm om de knie van Schaeck, met oogmerk om hem van de baan te lichten; doch de andere pakte hem zoo geweldig bij den strot, dat hij het been moest loslaten en zijne handen gebruiken om zich van den greep zijns vijands vrij te maken.
"Weergasche Geuzen!" riep Schaeck, die inmiddels tot ontzet der zijnen aansnelde: "dat zult gij mij betaald zetten," en onder 't uitspreken dezer woorden deelde hij rechts en links stompen uit, ten gevolge waarvan een zijner weerpartijders met bebloeden neus van het slagveld terugweek, en een ander, die een vuiststoot in de maag ontvangen had, langen tijd vruchteloos naar zijn adem hijgde.
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek