Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !

Bijgewerkt: 7 mei 2025


Een hevige regenbui valt plotseling neer op markt en straten en huizen met puntdaken; een uur lang klettert het en ruischt en spat en drijft de kalme boeren in de herbergen; dan schijnt de zon weer, en er worden toebereidselen gemaakt voor de thuisreis. De groote wagens in den vorm van schuiten, overdekt met witte huiven, komen van alle kanten te voorschijn en staan in rijen geschaard.

Vluchten moet hij weg; verwonnen, wapenloos en wepel , gaan zitten waar, in 't ijs geronnen, onbewoond, zijn' steden staan. Ruischt dan maar, gij legerscharen; zingt en trommelt overluid, zegevolle zomerblâren: morgen is de winter uit! 2 Eenzaam, alleen, zonder maag of vriend.

Zoo zijn de vogels, die twetteren over tak en twijg; zoo is de kip, die trotsch heeft haar ei gelegd; de haan, die de zon doet rijzen. Zoo zelfs zijn de bladeren, die ritselen en de wind, die ruischt, en het water, dat kabbelt, want de gehéele natuur heeft behoefte aan... conversatie.

Maar ik vermoed, dat het joodsche jongentje een betoog levert, dat een bron van levend water iedereens eigendom is, dat wil zeggen: niemands. Een bron, een bron: laat u niet in de war brengen door dat woord. Het is heelemaal geen gemetselde put of een diepe spelonk, waaruit het water ruischt. Neen, een kuil in den bodem, daaruit borrelt heel stil het water.

Van het dagen Tuurt hij soms tot 's avonds duister: O van gele bijen ruischt er 't Bloesemen der klimophagen, 't Gouden zonlicht hoogt hun luister, 't Weergekaatste door het meer; Wat hij ziet, hij weet het niet, Maar herschept het in zijn lied Tot gestalten werklijk, méer Dan de mensch die levend heet: Kindren der Onsterflijkheid.

Nog ruischt ons de Hymme in de ooren, die hij deed klinken toen twee geliefden zich voor het oog des Almachtigen hadden vereenigd, en hij, instemmend met hun blijdschap, als een andere David heerlijke tonen lokte uit zijn verheven speeltuig. En, dat die tonen de laatste zouden zijn!

Haar hart gloeit en trilt weer; en geen vlijmende smart, geen bittere, doffe wanhoop doet de snaren trillen, liefde, vol en zwaar, ruischt in de accoorden. Wat klaag ik ondankbare, met zoo'n rijken schat in mij! De liefde is het meeste! Zij is het rijkste als zij geeft.

Eenige oogenblikken later ruischt en kraakt het in de struiken, en een troep wilde zwijnen stormt in het dal: zij zijn ongeveer ten getale van twintig en blijkbaar zeer verschrikt.

Zoo ruischt het voort, in meen'ge bocht zich kronk'lend, Steeds dart'lend, naar den wilden oceaan; Dus laat mij gaan en houd mijn loop niet tegen; 'k Zal rustig voortgaan als een kalme stroom, En ied're moede tred zal mij een lust zijn, Tot mij de laatste bij mijn liefste brengt; Daar vind ik rust, zooals, na 's levens stormen, Een zaal'ge geest die in 't Elysium vindt.

Weder verloopt er eenige tijd: de middag is lang voorbij, de markt van boeren en zuivel ontledigd, en nog staat de volksmenigte op 't Stadhuis te staren; doch een dof en ontevreden gemurmel begint hier en daar te ontstaan, eerst flauw, maar allengs meer hoorbaar en luider en luider; en het ruischt eerlang over de markt als koren, dat door den wind bewogen wordt.

Woord Van De Dag

rozen-hove

Anderen Op Zoek