Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 29 mei 2025
Behalve Rozeke's ouders en broeders waren daar ook velen van de makkers met wie zij in de zomerdrukte op boer Kneuvels' hoeve werkten, en zij hadden allen dolle pret en haalden grapjes uit, een beetje dronken reeds van 't joelen om het houtvuur.
Moeder, die hen had hooren aankomen, stond wachtend op den drempel, Rozeke's broeders verlichtten den ingang met hun laaiende, walmende fakkels, de begeleiders en enkele nieuwsgierigen woelden er omheen. Zij schaarden zich joelend in dubbele rij en onder juichkreten moesten Alfons en Rozeke naar voren treden. "Zijn onz' treiwers thuis?" schreeuwde met luid-galmende stem Vaprijsken.
Rozeke's ouders, vooral haar moeder, die eerst erg het plan afkeurde, hadden er zich eindelijk bij neergelegd en waren reeds sinds den vorigen avond op het boerderijtje, waar zij de laatste maanden, na het geschil ter wille van Smul, haast niet meer kwamen; en vroeg in den ochtend verschenen ook Rozeke's broeders en haar zuster La. Om negen uur kwam een rijtuig van 't kasteel Alfons afhalen.
Tot één groote rythmus-hymne van vruchtbaren arbeid versmolten alle gebaren en geluiden; er was geen tijd voor grapjes-maken noch voor klein gescharrel meer; en ook op Rozeke's hoeve was 't nu ingespannen werken, van den vroegen ochtend tot den laten avond.
Toch nie alle twieë te gelijk!" aarzelde Rozeke, reeds in haar tegenstand verzwakkend. "Neen, natuurlijk niet. Hij komt dan iets vroeger en ik wat later. Gij laat hem binnen in de kamer en daar wacht hij op mij." Een ander schrikbeeld, angstwekkender nog dan al het overige, schoot plotseling door Rozeke's brein.
Het meisje kreeg een kleur als vuur, en keek even instinctief naar Rozeke's zwaar figuur, eensklaps begrijpend. Doch zij nam het niet kwaad op en werd niet boos. "Nee, daar moet ge niet voor vreezen," zei ze koel, ietwat uit de hoogte, de lippen nauwelijks bewegend, de wenkbrauwen gefronsd, de oogen strak ten gronde.
Zij zag er frisch en jeugdig uit als een nog heel jong meisje. Haar zachte wangen hadden, onder hun warme tint van zonnebruinheid, de teere, frissche kleur van de bloemen op haar hoofd en haar blauwe oogen schitterden, als glanzende vergeet-mij-nietjes. Alfons' oude moeder en Rozeke's beide ouders waren meegekomen.
Toen de dokter, in allerhaast door Smul te paard gehaald, op het hoevetje aankwam, was de zieke weer wat bijgekomen en lag kalm, bleek en roerloos als een lijk, op het bebloede hoofdkussen. De eerste rimpels van zorg en vroegtijdig verflensen groefden zich gedurende dien droeven winter onuitwischbaar op Rozeke's eertijds zoo frisch en zacht gelaat.
Hij peinsde verder, dieper de toekomst in: moeder, op gevorderden leeftijd gestorven, door Rozeke's teedere zorgen omgeven, en zij beiden voortaan alleen in het huisje, met hun kinderen. Hard werken zou het dan wezen, maar het geluk gaf moed en kracht; daarvoor was hij niet bang. Zij zouden wel ieder jaar zien rond te komen en zelfs een klein beetje op zij kunnen leggen, voor later.
Meleken, bevend en nog snikkend, kwam hem vragen of hij iets anders wilde eten. "Nien ik, nondedzju! Eet zelf uldere smeirige kost op!" brulde hij haar in 't gezicht. En plotseling was hij weg, woest stappend uit het huis en naar het hek, den landweg op, naar de herbergjes van het gehucht, om nog meer te drinken. Vanaf dat oogenblik kwam er een schielijke omwenteling in Rozeke's gemoed.
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek