United States or Palestine ? Vote for the TOP Country of the Week !


Ik heb je nooit eenig kwaad gedaan; ik heb je rechtvaardig behandeld, en toch heb je nu eenmaal jezelf opgedrongen, dat je mij haten moest. Kom, laat ons weer vrienden zijn. Er is te veel goeds in je je bent veel te verstandig om je gemoed door haat te laten vergiftigen." Reinier draaide zich om en streek met zijn mouw over de oogen.

Ros, Jakob en Reinier zochten zich een geschikt wapen uit; Willem, vreezend dat zijn Russisch voorkomen hem bij het Fransche leger allicht in moeilijkheid kon brengen, hulde zich in een gescheurden mantel; daarop trokken zij weer voort. Op het midden van den dag maakten zij halt om wat uit te rusten en iets van hun levensmiddelen te nuttigen.

Reinier beet zich op de lippen. Hij wist niets te antwoorden en maakte zich gereed om heen te gaan. »Ik twijfel niet, mijnheer," zei de ritmeester ten slotte, »of u zult u in den dienst niet over mij te beklagen hebben. En evenzeer staat het bij mij buiten twijfel, of ik zal ten opzichte van u even tevreden zijn." Hij boog, en Reinier vertrok.

"Bitterder dan... Maar ook welk eene dwaasheid, dat wij ons vleiden met de hoop, André voor ons te zullen zien worden wat Reinier geweest is!" "Wat deert u, Lidewyde? Wat is er gebeurd?" vroeg André, schichtig oprijzend uit den slaap. "Gij vergist u, het is nog lang geen dag. Waarom loopt gij zoo driftig op en neder? Kom hier, gij zult ziek worden."

Had het talent van Reinier tijd en gelegenheid gehad om zich te individualiseren, hij zou van lieverlede teruggekomen zijn van den waan dat Reinier bestemd was om de stichter van dat nieuwe nationale rijk van lijnen en kleuren te worden; vroeger of later zou hij zich hebben leeren vergenoegen met de wetenschap: "Mijn jongen munt uit in dit of dat;" en zijne voornaamste zorg, indien Reinier werkelijk een schilder van den eersten rang gebleken was, zou geweest zijn hem naar het buitenland te zenden, en hem in de eene of andere wereldstad, waar de kunsten in eere worden gehouden, een zijner waardig atelier te laten opslaan.

Onze modemaaksters vervelen hem, en hij heeft alle moeite om niet korzelig te worden, wanneer zij hare wijsheid en hare doozen komen ontpakken. Doch ofschoon God weet, dat hij sedert den dood van Reinier reden heeft om somtijds mistroostig te zijn, denkt gij dat hij moeder of mij op eenigerlei wijze zal laten blijken, hoe hij te worstelen heeft met zijn humeur? Nooit bemerken wij iets daarvan.

»Is je dat ernst?" vroeg hij niettemin met strakken blik. »Volle ernst!" antwoordde Reinier met overtuiging. »Over vier dagen ben je korporaal. En blijf je stipt je best doen dan zal je, binnen een maand of wat, onderofficier zijn! Zoo niet, dan wordt je onmiddellijk weer gedegradeerd!" De majoor wenkte en Reinier trok af.

»Majoor," begon hij, »als ik er mijn best voor doe, zou ik dan niet heel gauw wachtmeester kunnen worden?" De majoor, een oudgediende, vond het altoos prettig, wanneer hij bij recruten de begeerte tot promotie mocht zien. Ook had hij reeds opgemerkt, dat Reinier wel bevattelijk was en een goede opvoeding had genoten. Hij was dus aangenaam verrast.

Hij, Reinier, was toch wachtmeester, en wáár zou het met zijn prestige naar toe, als vriendschap het recht gaf hem een zedepreek te houden in het bijzijn van »minderen"! Hij stoof dus geweldig op, Jakob bleef hem het antwoord niet schuldig en het gevolg was, dat beiden, na een heftige woordentwist, met heete hoofden ter rust gingen.

Het lag voor de hand om te meenen dat de herinnering aan Reinier hierbij in het spel was, en André den ouden Visscher met welgevallen denken deed aan hetgeen zijn eigen zoon, indien hij ware blijven leven, op dit oogenblik geweest zou zijn en gedaan zou hebben. Doch twee jongelieden van denzelfden leeftijd konden niet minder op elkander gelijken, geen twee karakters verder uiteenloopen.