Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 16 juni 2025
Kortom, het is WILLEM'S dichtwerk onder de handen van den omwerker gegaan, zooals Reinaert onder die van tante Rukenau, de apin. Reinaert moet in het krijt komen tegen zijn ouden vijand, den sterken Isegrim. Zonder list zal hij dezen niet kunnen overwinnen. Moei Rukenau weet raad. Zij scheert neef Reinaert glad tusschen hoofd en staart en smeert daarna zijn romp met olie in.
Bij de voorgenomen terechtstelling van Reinaert is hij op dreef: hij vermaant zijne magen den schuldige stevig vast te houden, Hersinde moet den schelm bij zijn baard grijpen, onderwijl zal hij met Bruin en Tibert de galg in gereedheid brengen. In zijn triomf over den gehaten vijand maakt hij bittere grappen in vossetrant.
Hoe geestig weet hij den hoofschen spreektrant na te volgen in dat half omsluieren van het onkiesche, waar Reinaert zijn overspel aan Grimbaert biecht; want Grimbaert, nog heden een nurksche potentaat maar een rustig en, voor zijn doen, fatsoenlijk man, moet vooral op dat oogenblik door Reinaert worden ontzien.
Doch niet minder voortreffelijk is de wijze waarop WILLEM al deze, deels overgenomen deels zelfgekozen, stoffen heeft verwerkt en vereenigd. Hoe is hij in zijn verhaal, dat slechts hier en daar door eene reflexie wordt afgebroken. Welk een pleizier heeft hij zelf in zijne stof; zoo b.v. wanneer hij Reinaert in schoenen van Isegrim's huid en met een reiszak van Bruin's vel op reis ziet gaan.
Wel zien wij op een enkele plaats dat hij het ridderwezen niet hoog stelt; hij zegt immers dat hij den strijd tusschen Reinaert en Isegrim liever zou zien dan dien "van twee riddren in een perc" . Overigens moeten wij niet vergeten dat er voor zulk eene parodie omstreeks 1375 weinig reden meer bestond; het ridderwezen was niet meer wat het nog in de eerste helft der 13de eeuw was en de ridderpoëzie van de eerste helft der 14de eeuw was grootendeels namaak van de vroegere.
De vos is ingebroken bij den pastoor en heeft een haan meegepakt; Martinet, pastoors zoon, heeft een strik voor het gat gespannen in de hoop den kippendief bij een volgend bezoek te vangen. De rampzalige Tibeert, gekomen om Reinaert met zich ten hove te voeren, wordt door Reinaert in den strik gelokt en staat droefelijk te miauwen.
Mij althans komt het opmerkelijk voor dat wij in den roman van Lancelot een troep dorpelingen geteekend vinden, evenzeer met vijandige bedoelingen aansnellend op WALEWEIN. Men oordeele: Reinaert, vs. 718 vlgg. Doe volchde hem een mekel here. Int dorp ne bleef man no wijf: Den bere te nemene sijn lijf Liep 't al dat lopen mochte.
Daar is Isegrim de wolf die zich zoo dik gegeten heeft, dat hij niet meer kan ontsnappen door het gat, waardoor hij eerst is binnengekomen; die, als hij een kalf of ram heeft buitgemaakt, onder het vreten tegen Reinaert gromt en hem de tanden laat zien; Isegrim met zijne magen die ons zoo goed geschetst worden in dat ééne vers: "met scerpen claeuwen, met diepen monden." Tibert de kater, op de
De dichter van den Reinaert moge een enkele maal den blik laten weiden over het groote laagland "tusschen de Elbe en de Somme", HADEWYCH hare geestverwanten hebben gehad in Thuringen en Saksen, geestelijken en clercken als MAERLANT een deel van Europa hebben omvat met hun blik de groote meerderheid des volks bleef naar lichaam en geest gevangen binnen den kring van de eigen stad of de streek, waar zij geboren waren.
Ook het omgekeerde komt voor: de dichter van den Reinaert begint met: "WILLEM, die... hem... hi" en spreekt later van zich zelven met ic; hetzelfde geval treffen wij aan in der Naturen Bloeme en den Rinclus. Hier zullen wij moeten denken aan den overgang van oratio indirecta tot directa, dien wij vroeger in een ander verband hebben besproken.
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek