Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !

Bijgewerkt: 16 augustus 2024


Voor hen geen ridderidealen noch hooge minne. Reinaert was een held naar hun hart: een sluwe vermetele boef, koel van hoofd, scherp van zinnen, tuk op zijn voordeel, die spot met het gezag en zich weet te handhaven tegen zijne meerderen; grappenmaker met een scherpe tong, die ook het heilige niet spaart, die pleizier heeft in eigen schelmstukken; wien gewetenloosheid en wreedheid werden vergeven, omdat hij ten slotte zijne zaak wint, en omdat hij bovendien immers maar een dier was.

Het is onnoodig op den Reinaert, op de "schoone boerden," op de "sotternien," op de volksliederen en volksromans te wijzen; overbodig te herinneren aan den gullen lach van den ronden Roemer, aan de vroolijkheid van Jan van Hout, aan de drink- en minneliederen van Bredero en Starter, aan Hooft's "Warenar," aan Vondels "Rommelpot," aan de maaltijden van Jan Steen, de boerenkermissen van Ostade, de Teniersen en Rubens, aan de kroegen van Adriaen de Brouwer, aan de schaterlachende zangers, drinkers en vischwijven van Frans Hals dit alles is meermalen uitdrukkelijk in het licht gesteld.

Vgl. voorts: Grundriss, II, 1, 305 vlgg. Vgl. Reinaert (ed. MARTIN), GLOSSAR j.v. Ermenrijc en W. M

Een dergelijke wildernis moet het zijn, waarheen Reinaert ten slotte met zijn gezin de wijk neemt, waar het op de heide en in het kreupelhout krioelt van patrijzen en ander gevogelte. Welk een meester toont deze middeleeuwsche dichter zich reeds in de karakteristiek zijner personages?

De parodie die in Reinaert I reeds aanwezig was, is door den lateren dichter grootendeels behouden, doch, behalve de beschrijving van een tweekamp tusschen vos en wolf, heeft hij daaraan niets toegevoegd waaruit lust tot zulke parodie ook in hem blijkt.

Verwantschap met de leerdichters toont de omwerker van den Reinaert ook, waar hij veel gewicht hecht aan "raet", "subtilen raet" en den invloed daarvan aan een hof; waar hij nu eens de vrouwen in een ongunstig licht stelt dan weer een zweempje van vrouwendienst laat blijken.

Op een grasveld houdt Nobel hof; een hooge steen is 's konings troon. Onbezorgd wandelt Cantecleer met zijne kippen rond waar de groene velden vol bloemen staan. Langs een krom pad bereiken Reinaert en hij het erf van LAMFROIT, waar een eik ligt dien de boer uit het bosch heeft gehaald om hem te splijten; een rivier stroomt in de nabijheid.

In den Reinaert vinden wij een enkelen keer eene uitdrukking, aan het paardrijden ontleend, gebezigd van dieren: Reinaert en Tibeert de kater loopen daer si lopen wilden, dat si nie toghel uphilden . Daar echter nergens in dit of eenig ander deel van het verhaal sprake is van rijpaarden, kan deze uitdrukking niet meer beteekenen dan: stilstaan.

Hoe komt de Vlaming in hem reeds voor den dag, waar hij het juffershondje Cortois Fransch doet spreken; en Grimbaert bij de biecht tot den Latijn brabbelenden Reinaert zeggen: "oom, praat je Fransch? spreek asjeblieft Dietsch, dan kan ik je verstaan".

Behalve de mogelijkheid dat men den Reinaert in zijn geheel of in twee deelen zal hebben voorgedragen, bestaat ook deze andere: dat men telkens slechts één of meer der afzonderlijke verhalen hebbe gekozen waaruit het gedicht bestaat.

Woord Van De Dag

tyens

Anderen Op Zoek