Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 19 juni 2025
Hieruit blijkt, dat men tenminste inzag, dat ook de poëet wiens spel vertoond werd, tot de winst van den avond meewerkte, al was de toegekende belooning bespottelijk klein, hetgeen trouwens te dien tijde reeds aan de Regenten werd verweten . Daar kwam nog bij, dat de auteur door zijn stuk af te staan, tevens de exploitatie ervan door middel van den druk uit handen gaf.
In het algemeen kan gezegd worden, dat een Noord-Hollandsche hond is een trekhond. Wij, die over het geheel geen landjonkers zijn, zoodat wij er jachthonden, noch renteniers, zoodat wij er een weeldehond, noch dames, zoodat wij er een schoothond op na zouden houden, wij zouden voor ons geweten geen rechtvaardiging weten te vinden van de kosten, die hondenbelasting en hondenonderhoud vergen, indien niet deze rechtvaardiging: de hond trekt mij, o, mijn teergevoelig geweten! Was het niet de goedige poëet Van Alphen, die de hondendankbaarheid heeft bezongen, en was het niet de evenzeer goedige dichter Tollens, die gekweeld heeft van de hondentrouw? Nu, dat bewijst boven alwat het bewijzen mag dit, dat noch dichter Tollens noch dichter Van Alphen was van Noord-Hollandsch bloed. Waar wij belang in stellen, omdat wij er belang bij hebben, is evenmin de hondendankbaarheid als de hondentrouw, maar de hondensnelheid en de hondenkracht. En wie over de hondensnelheid en -kracht misschien nogeens in verheven verzen rijmt, liefst met het refrein: "Hopsasa, hopsasa!", hij zal kans hebben, dat langs Noord-Hollands wegen en paden van menigen voermans-bok zijn hondenzang wordt geneuried of gefloten. Want zal in ons verstandig Noord-Hollandsche gemoed iets ingang vinden, zoo moet dat iets zijn, waaraan wij wat hebben. En waaraan wij wat hebben, het is
Doch de huisheer was uit: en daar de meid natuurlijk geen kans zag, om Helding, die gevoelloos als een blok in de slede lag, naar de derde verdieping te sjouwen, zagen wij ons wel genoodzaakt deze taak zelven te aanvaarden. Juist op het oogenblik, dat wij den poëet uit de slede tilden, kwam Lodewijk aangeloopen, gevolgd van zijn bediende. "Zoo!" zeide hij: "zijt gij daar eindelijk?
Hij had een boek geschreven over zijn reis, het boek van een geleerde, droog, nauwkeurig als een scheepsjournaal, gedetailleerd en technisch, dat den auteur deed kennen als een man van geest, beredeneerd, die zich niet te spoedig zou laten meesleepen door impulsies, emoties en bewondering; men proefde in den auteur meer den wiskundige dan den poëet; het verstand beheerschte het hart, de wil controleerde het gevoel.
Op bladzijde twee, hoorde de verrukte poëet let wel den 18den Februari 't gezang der nachtegalen, en sprak hij iets verder zoo liefelijk van filomeel en gekweel, dat het ons niet zou verwonderen indien hij in zijn bibliotheek "een werkje van smaak" heeft bezeten. Op bladzijde drie gaf hij de conditioneele verzekering: "Ik kom met ijslijk veel pleizier Als w' onder ons zijn met zijn vier."
Ik ben de poëet van het Lijf en ik ben de poëet van de Ziel, De vreugden des hemels zijn met mij en de pijnen der hel zijn met mij, De eersten ent en kweek ik op mij-zelf, de laatsten spreek ik uit in een nieuwe taal.
Juffrouw Willems, aan de platte kalmte van haar mans conversatie gewoon, voelde zich wat uit het veld geslagen door dien vuurregen, dien zij op eens zag uitstorten, zij wist niet recht op wiens hoofd; haar was Bilderdijk altijd voorgesteld als een belachelijke snoever, als een uitzinnig poëet, die alles overdreef, die met niets tevreden was, en die kerk en staat naar den afgrond zou voeren, als men hem liet begaan, en zij had voor zich uit het gehoorde geen reden om die voorstelling als eene onjuiste te laten varen, maar zij was in dezen niet zoo terstond gereed met haar antwoord: ook sprak ze wat aarzelend: »Ik heb er natuurlijk geen verstand van, de recensies en de poëterij zijn mijne zaken niet; wat ik er van weet is alleen maar van hooren zeggen."
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek