Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 19 juni 2025
Van een na- of klughtspel krijgt de Poëet niet meer dan drie Loodjes" .
Ofschoon mij, hoewel geen poëet zijnde, de zin dezer vraag zeer duidelijk voorkwam, waren er, tot mijn verwondering, slechts twee onder deze vernuften, die begrepen hadden, dat de opgever door boomen de ingezetenen van ons Gemeenebest had bedoeld en dat de tweede zin in denzelfden figuurlijken zin moest worden opgevat.
Niet steeds blijken zijn krachten toereikend voor de te lange of te lastige reis, en wel eens slaapt hij langs de baan, in een vunzigen stal onder een half verrot stroodak, of zelfs, op een dood-eenzamen weg, om den hoek van een bosch, als een poëet, onder den fluweelen sterrenmantel van den nachtelijken hemel. Maar dat hoort zoo bij zijn avontuurlijk leven.
Juist, daar zit 'm de knoop, de vorm! de vorm! maar ik heb niets met dien vorm te maken, wanneer ik zoo'n buste als herinnering aan den Dichter wil koopen en dát is toch het doel, waarmeê je ze in den handel brengt, nietwaar Capelli? dan wil ik niet den stoffelijken mensch zien, maar den poëet en een poëet bij de gratie Gods was Muller een groot genie. Dr.
Maar de auto is een vrije vogel, die kan vliegen en kan zitten, een phantasist of een fantast, een renner of een droomer, een poëet of een zwoeger, in trouwe overeenstemming met den wil of met de fantasie van hem die hem bestuurt. Alle wegen, of bijna alle wegen, liggen verlokkend voor hem open. Nooit is hij aan de geometrisch-rechte lijn van twee rails gebonden.
"Wel dat ware niet onaardig," zeide Suzanna: "ik ben nog wel ouder dan Jetje Blaek, en er is nog nooit een vers ter mijner eere gemaakt. Het wordt hoog tijd, dat ik ook eens uit mijn vergetelheid rake. Ik zou van mijn kant zeer hartelijk wenschen, dat die poëet eens verzocht werd. Ik wilde wel zien, of ik hem niet tot mijn aanbidder maken kon."
zoo klaagt een Finsch poëet in een gedicht. Uit slechte tijden werd mijn hemd geweven, Uit nijd en boosheid mijn hoofddoek gemaakt. zoo hoort men in een ander volkslied der Finnen, wier gedichten men bijna alle: "uitvloeisels van weemoedigheid en zwaarmoedigheid" zou kunnen noemen.
Ik heb niet gepoogd mijn ontstelde dames onder mijn onbetwistbare superioriteit te vernederen. Met haar was ik het er eens over dat de woning van den opgeblazen poëet er uiterlijk niet bizonder poëtisch uitzag: een vrij gewone Baskische villa, wit en roodbruin, als alle andere. Mais ce n'est pas beau! riepen mijn dames, op een toon van verwijt tot den ouden cantonnier, alsof deze het beteren kon.
"Ei, ei, heet je vader dan Jacob Van Maerlant en is hij niet een excellent poëet?" Mijn vader een poëet? hield hij mij voor het lapje? Naderhand heb ik wel eens gehoord, dat een vierhonderd jaren geleden ergens in Vlaanderland die poëet moet geleefd hebben, maar toen wist ik daar niets af. "Mijn vader is matroos, en vaart op de Oostzee!" zeide ik. "Ei, ei, matroos, en jij in zoo'n mooi pak?"
Onze hoogstbegaafde dichter, H. J. A. M. SCHAEPMAN, heeft 's lands oudsten en grootsten Poëet op eene, zijner en Vondel waardige, wijze bezongen
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek