Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 6 mei 2025
Zij dankte mij met schoone, lichtstralende oogen, zei dat ze niet de minste pijn had, klopte de sneeuw van haar donkeren pelsmantel, haalde, met het touw, het sleedje weer bij. Om haar heen, in de prikkelende atmosfeer en de zon, zweefde een subtiele, heerlijke lucht van viooltjes. Daar stond ik. Had ik nu niets meer te doen? Niets meer te zeggen? Dommerik! Daar stond ik!
Zij was echter naar haar hokje gegaan, en had gauw haar kleed uitgetrokken, gezicht en handen zwart gemaakt, en den pelsmantel omgedaan, en nu was zij weêr »Albontje.« Toen zij nu in de keuken kwam en aan haar werk wilde gaan, en de asch opvegen, zeî de kok »wacht daar maar meê tot morgen, en kook eerst de soep voor den koning; ik wil ook eens boven gaan kijken.
Kloek en zwaar hangt de pelsmantel er om: het schijnt een "kantoorjasje" te zijn. Maar wat voor een! Het zachte, glanzige haar zit er duimen dik op; men zou er gaarne de hand over willen strijken, om de molligheid te voelen. Wat een rijkdom van pluisjes en bundeltjes haren zien we op den breeden zoom; telkens weer liggen ze in andere richting op en tegen elkaar.
»Ja, ga dan maar!« zei de kok, »maar binnen een half uur moet je terug zijn, om de asch op te vegen.« Zij nam haar olielampje en ging naar haar hokje, en zij trok den pelsmantel uit, en zij wiesch zich het roet van haar gezicht en handen, dat haar schoonheid te voorschijn kwam, niet anders dan de helle zon uit de zwarte wolken verschijnt.
Toen hij eindelijk meende wel te kunnen uitrusten, ging hij op de heetste plek staan, spreidde den pelsmantel, dien hij als een dolman om de schouders droeg, uiteen, spreidde de beenen van elkaar, warmde zijn groote zwarte, handen, vertrok zijn mond even en deed zijn oogen dicht. Hè, ik heb mijn pijp vergeten.
Uilenspiegel, die zich voorzien had van krabpoeder, had zelf Pompilius zijn bisschoppelijk kleed helpen aantrekken, zijn handschoenen aangedaan, zijnen staf in zijne hand gestoken en hem geleerd hoe hij de handen moest houden om het volk te zegenen. Ook had hij de priesters helpen kleeden. Den eenen had hij de stool aangedaan, den anderen den pelsmantel, den diakenen het koorhemd.
Toen greep hij haar bij de hand, en hield die vast, en toen zij zich wilde lostrekken, en wegloopen, viel de pelsmantel open en het sterrenkleed schitterde er tusschen door. Toen trok de koning den mantel af, en de gouden haren, en het prachtige gewaad kwamen te voorschijn.
Hij alleen, die ondeugd, schreide niet; hij lachte, toen de laatste slip van den pelsmantel verdwenen was; hij hield stijf en stok staande, dat het niet knecht Ruprecht, maar Peter, de koetsier, geweest was, in den omgekeerden pelsjas van oom molenaar. Aan al deze kinderlijke ervaringen dacht Army, en onwillekeurig ontviel hem de vraag: "Weet gij nog wel?"
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek