Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !

Bijgewerkt: 15 juni 2025


"Smokkelen van haakbussen gepakt in kant in oorlogstijd beteekent de pijnbank." "Groote God!" roept Niklaas uit, "haakbussen! Ik zou haakbussen Die gemeene Olins! haakbussen!" En deze woorden bewijzen Guy, dat Bodé Volckers geen patriot is, maar enkel een smokkelaar. "Juist het kost u uw hoofd," hikt Guy.

"Nu niet," zegt de ander kortaf, de deur sluitend, "maar Andrea Blanco, kapitein van een Spaansch koopvaardijschip met huiden, talk en Spaanschen wijn in cognossement aan Jakobszoon en Olins, zijn lading lossende aan de Engelsche kade."

's Middags ziet hij tot zijn verwondering Olins met Niklaas Bodé Volckers op het schip afkomen, en uit vrees, dat de vader van de schoone Mina, die hem eens gastvrijheid verleende, hem zal herkennen, neemt hij de vlucht in zijn hut en grendelt de deur. Gelukkig komen zij niet aan boord, zij kijken enkel naar het schip, en gaan spoedig weer heen.

Dien avond brengt Guy, met behulp van Corker en eenige zijner matrozen, op persoonlijke aanwijzing van Jan Olins, de twaalf kisten, waarvoor geen belasting is betaald, in het geheim en ongehinderd naar een groot pakhuis.

En Guy duwt den koopman in zijn stoel terug, waaruit hij half is opgestaan, en houdt hem het charterpapier onder den neus. "Wat wat is dat?" stamelt Bodé Volckers. "Het is een charterbrief van de firma Jakobszoon en Olins, voor capitan Andrea Blanco. Gij kent capitan Andrea Andrea Blanco?" hij knikt hem veelbeteekenend toe, "van het schip Esperanza?"

Het is de vierde dag, hij heeft niets van Oliver gehoord en hij maakt zich dus zeer ongerust. "Slaapt gij gewoonlijk aan boord?" vraagt Jan Olins, na de gebruikelijke begroeting, aan zijn kapitein. "Neen, aan land. Soms in de herberg, die gij mij hebt aanbevolen, en soms bij een vriend, een schilder." "Welnu gij zult mij zeer verplichten, als gij vannacht aan boord wilt blijven.

"Geef mij dan uw hand op die honderd gulden, mijn waarde heer," antwoordt Guy, die wel weet, dat, als hij niet op het voorstel ingaat, men terstond zal merken dat hij geen koopvaardijkapitein is. "Zeer goed, die zaak is dus in orde," fluistert Olins en slaat zijn hand in Guy's uitgestrekte vingers, waarna hij weer aan land gaat.

Zijn stukken blijken in orde te zijn, en partij trekkende van den vloed, laat Chester op een mooien dag in Mei, terwijl de ondergaande zon den fraaien toren van de Onze-Lieve-Vrouwekerk verguldt, het anker vallen voor Antwerpen, passeert ongemoeid het douanekantoor en gaat met zijn cognossement en charterpapieren naar het huis van Jakobszoon en Olins. "Hoezee!

"Neen, ik wilde u vragen, mij aanstonds een cognossement voor ballast te geven, om uit de haven weg te komen." "Onmogelijk!" roept Olins, en fluistert dan: "Waarom hebt gij dat noodig?" "Omdat men mij verdenkt te hebben gesmokkeld." "Wat? Om die kisten met kant van gisteravond?" vraagt de Vlaming op halfluiden toon, terwijl zijn gelaat betrekt. "Het was geen kant," zegt Chester kortaf. "O o!

Gij kunt de stad niet verlaten, nadat de poorten gesloten zijn." "Het is goed. Wat kan ik voor u doen?" "Ga met mij mee naar uw hut en ik zal het u zeggen," antwoordt de Vlaming. En als zij de deur van de hut gesloten hebben, fluistert Olins: "Onder den dubbelen vloer van deze hut, hebt gij, zooals gij weet, twaalf kisten met goederen, die niet in de factuur zijn aangegeven."

Woord Van De Dag

zelenika

Anderen Op Zoek