Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !

Bijgewerkt: 10 juni 2025


Het huis is imposant gebouwd, van gehouwen steen, met een ruim binnenplein; de hoofdingang is zoo breed en hoog, dat een rijtuig er met gemak door kan; het huis is overal verlicht, het eene gedeelte echter nog helderder dan het andere. Daar bevindt zich blijkbaar de kantoor- en monsterkamer van den heer Niklaas Bodé Volckers.

Als Bodé Volckers wraak verlangde te nemen op den spion, die hem schrik wilde aanjagen door hem te bedreigen met het verlies van leven en geld, had hij zijn doel bereikt, hij behoefde daarvoor op den doordraaier Guido Amati slechts een blik te werpen. Men hoort een deur sluiten; Niklaas is blijkbaar naar zijn dochter gegaan.

"Ballast gecharterd?" roept Niklaas uit, wederom geheel koopman. "Wat dronken zottepraat is dat? Er zit immers geen geld in ballast." "Geen ballast, maar een charter ter begeleiding van twaalf kisten goed die gisteravond in uw pakhuis ongeveer twaalf uur Begrepen, Bodé Vol Volckers?"

Deze woorden zijn typisch voor den Spaanschen officier Amati, en Niklaas slaat, aan diens beruchtheid als doordraaier denkende, zijn handen ineen en smeekt: "Ik ben genoodzaakt haar aan uw hoede toe te vertrouwen. Zij is mijn lievelingskind. Gij kunt alles van mij krijgen, mijn geld, mijn leven, doch spaar mijn kind.

Zij spreken het gelijktijdig uit en met een kus beletten zij elkaar, den zin aan te vullen. Het is hun laatste omhelzing, eer Guy met een kloek besluit de deur opent en Niklaas binnenlaat, gevolgd door juffrouw Wilhelmina, die er beklagenswaardig uitziet in haar meer dan eenvoudige kleeding, zonder iets van de luxe, die zij vroeger in haar toilet ten toon spreidde.

Zij schijnen het te hebben over de overstrooming in de stad, daar het meisje zichzelve telkens in de rede valt met opgewonden uit te roepen: "Die arme menschen!" en: "Goede hemel!" Daar de vensters in den voorgevel van het huis eveneens verlicht zijn, wendt Guy zich aanstonds tot het meisje, zeggende: "Zou ik ook even iemand van de familie van den heer Niklaas Bodé Volckers kunnen spreken?"

Met een onderdrukte verwensching aan het adres van den koopman, want Chester verlangt hoe eerder hoe liever uit te zeilen, loopt hij zoo vlug als hij kan naar het huis van moeder Sebastian en vindt daar Niklaas met vier matrozen, de laatste die er zijn achtergebleven. "Heb ik u niet gezegd, dat ik overdag liever niet in de schatkamer ging?"

Sinte Niklaas kapoentje, Rijd wat in mijn schoentje, Een appeltje of een citroentje, Een nootje om te kraken, Het zal zoo lekker smaken! Sinterklaas bisschop, Zet uw hooge muts op, Trek uw besten tabbaard aan, Rijd er mee naar Amsterdam, Van Amsterdam naar Spanje, Appeltjes van Oranje!

Ook de oude Niklaas is er alles behalve over gesticht en hij zweert, dat zijn dochter achter de toonbank zal staan en zijn zijde en satijn zal verkoopen, zooals haar moeder deed, ofschoon men hem op meer dan een millioen kronen taxeert."

"Smokkelen van haakbussen gepakt in kant in oorlogstijd beteekent de pijnbank." "Groote God!" roept Niklaas uit, "haakbussen! Ik zou haakbussen Die gemeene Olins! haakbussen!" En deze woorden bewijzen Guy, dat Bodé Volckers geen patriot is, maar enkel een smokkelaar. "Juist het kost u uw hoofd," hikt Guy.

Woord Van De Dag

innewaerts

Anderen Op Zoek