Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !

Bijgewerkt: 28 juni 2025


Rodolphe voelde die bewonderenswaardige handen in de zijne beven; en hoe langer hoe minder kunstcriticus wordend, drukte hij Séraphine tegen zich aan, wier wangen zich kleurden met den blos, dien men het morgenrood der wellust zou kunnen noemen.

De liefde moge een zonde zijn; maar Fantine was de onschuld, die op de zonde dreef. Deze dag was van 't begin tot het einde als 't morgenrood. De geheele natuur scheen feest te vieren en vroolijk te zijn.

Het oneindige behoeft het onuitputtelijke en dat onuitputtelijke is de liefde. Liefde, die zoo lief heeft, zet het heelal in vuurgloed men voelt haar branden in het merg van het gebeente en men ziet haar gloeien in de diepten der hemelen. Liefde is het eenig noodige. Het overige is maar het overige. Verheven liefde is lichtend als het morgenrood en stil als het graf.

Maar aangezien hij vijf-en-vijftig en Cosette acht jaar oud was, smolt al de liefde, welke hij in zijn geheel leven had kunnen hebben, tot een onbeschrijfelijken gloed te zamen. 't Was de eerste heldere verschijning, welke hij ontmoette. De bisschop had aan zijn horizon het morgenrood der deugd doen verschijnen, Cosette deed er het morgenrood der liefde oprijzen.

De langste dag is hem bijna niet lang genoeg, de kortste nacht bijna niet kort genoeg; zijn bedrijvige aard verzet zich tegen het verslapen en verdroomen van de helft van 't leven; wakker, opgewekt, vroolijk wil hij den tijd, die hem gegund is, doorbrengen. Alle Vogels ontwaken vroeg uit den korten nachtslaap. De meeste zijn in beweging, nog voordat het morgenrood de gezichtseinder kleurt.

Sommigen, die op hun wijze vroolijk waren, hadden in den mond penneschachten, waaruit zij op de menigte, bij voorkeur op de vrouwen, ongedierte bliezen; het morgenrood deed deze erbarmelijke gestalten in de donkere schaduwen scherp uitkomen; geen dier wezens, dat niet door de ellende misvormd was; 't was zoo afschuwelijk, dat het den glans der zon in bliksemvuur scheen te veranderen.

Al wat in haar dacht en voelde, drong haar dan ook reeds sinds den eersten dag, om den goeden man te beminnen. Zij gevoelde wat zij nooit had gevoeld eene inwendige verwarming en ontluiking. De man kwam haar niet meer oud en arm voor. Zij vond Jean Valjean schoon, evenals zij het krot fraai vond. Dit zijn de uitwerkselen van het morgenrood, van de kindsheid, van de jeugd, van de vreugd.

Op het eerste krijgsfeest, toen alle hare landgenooten gewapend waren, liet zij hun tonne bier schenken. In dat bier had zij een tooverdrank gedaan. Toen het volk nu allen te zamen dronken waren, ging zij boven op haar strijdros staan met het hoofd tegen hare speer geleund. Het morgenrood kon niet schooner wezen.

Of wat is verhevener, wat grootscher, dan te verschijnen en te regeeren, op te rukken en te triomfeeren, in alle hoofdsteden rust te houden, van zijn grenadiers koningen te maken, den val der dynastieën af te kondigen, met den stormmarsch Europa te herscheppen, bij de bedreiging te gevoelen dat men de hand op den knop van Gods zwaard legt, in één man Hannibal, Cesar en Karel den Groote te volgen; het volk te zijn van iemand, die elk morgenrood door het schitterend bericht van een gewonnen veldslag verzelt; tot ochtendwekker het kanon der Invaliden te hebben; te midden van een sfeer van licht, wonderbare eeuwiglichtende woorden te zien: Marengo, Arcola, Austerlitz, Wagram; ieder oogenblik aan het zenith der eeuwen gansche sterrenbeelden van overwinningen te doen opdagen; het Fransche rijk een Romeinsch rijk tot tegenhanger te geven; de groote natie te zijn en het groote leger te verwekken; zijn legioenen de geheele wereld te doen overvliegen, gelijk een berg zijn arenden zendt naar alle kanten; te overwinnen, te overheerschen en te verpletteren; een van roem schitterend volk te zijn in Europa; in de geschiedenis een titans-trompetgeschal te doen klinken; de wereld tweemaal te veroveren, eens door geweld van wapenen en eens door den glans der overwinningen, wat kan er grootscher zijn?"

Gij roept mij die wonderbare nimfen in het geheugen die, opduikend boven het paarlemoeren water, de rozen van het morgenrood in den dauw der oeverleeljen baadden en, met de hulp van Zephyros, eruit tusschen het kraal van hunne vingeren een pure olie versmolten.

Woord Van De Dag

verduldige

Anderen Op Zoek