Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !

Bijgewerkt: 8 mei 2025


"Neen, jonkvrouw, ik heb u reeds gezegd dat de schepenen en voorname poorters niet ophouden bij den koning allerlei pogingen aan te wenden om genade voor mher Sneloghe te bekomen.

Mher Sneloghe vervorderde zijnen weg door de Steenstraat tot op de Markt, waar hij vele lieden bemerkte die, om het fraaie weder te genieten, op dit breede plein rondwandelden.

"Eilaas, ja!" "Heeft hij hen mishandeld?" "Ik weet het niet; zij weenen en kermen den ganschen dag." "Zij weenen en kermen? O, de booze lafaard!" "Misschien, Robrecht, heeft mher Vos hen evenwel niet mishandeld; hunne wanhoop schijnt eene andere oorzaak te hebben. Zij gelooven dat gij in het nachtgevecht gesneuveld zijt." "Ha, de verrader!

Men hoorde de opgezadelde paarden in de straat trappelen en hinniken, en reeds opende de proost de deur om de zaal te verlaten, toen een ridder binnentrad en, recht tot Burchard gaande, hem met een woord van troost de hand drukte. "Mher Willem Van Loo, burggraaf van Yperen, wilt gij graaf van Vlaanderen zijn?" riep Burchard. "Ik graaf van Vlaanderen?" stamelde Willem verwonderd.

Hier vatte de proost hem bij de hand, bracht hem in eene kamer, nam den doek van voor zijne oogen weg en vroeg: "Nu, mher Walter Van Lillers, welk geheim hebt gij mij mede te deelen?" "Luister, heer proost", zeide deze, "ik heb weinig tijds; want mijne gezellen, indien ik lang met u bleef, zouden mij mistrouwen Ik begin met u eenen raad te geven.

Ha, gij zijt in den nacht tot mher Gervaas gegaan, gij hebt hem de stad verkocht, en waarschijnlijk was mijne hand in den prijs der misdaad begrepen. Zoo, zoo, gij dwaze snoodaard, gij meendet dat ik den moord der Kerels, dat ik den dood van Robrecht u zou betalen! Ga, roep de beulen; ik zal sterven met eene vermaledijding tegen u op den mond.

"En mher Sneloghe is heden gansch genezen?" vroeg zij op eenen toon van half verborgen spot en met eene spijtigheid die Robrecht verbaasde. Hij aanschouwde haar zwijgend. "Waarom mij bedriegen?" zeide zij. "Gij waart niet ziek, heer. Iemand anders moest gij bezoeken, niet waar?" "Ik begrijp u niet, Placida", mompelde Robrecht.

"En gij kunt zulken toestand van zaken dulden, heer graaf?" riep Willem van Normandië, met eene verontwaardiging welke hij niet geheel kon bedwingen. "Mher Tancmar heeft gelijk, het is eene miskenning uwer overheid en eene bloedige vernedering voor alle ridders die gedwongen zijn zulke grove boeren als hunne gelijken te erkennen.

"Is het zoo, dan behoef ik hem niet alleen te spreken, en gij moogt het wel hooren, Burchard, wat ik hem te zeggen heb. Het zal kort zijn." Hij wendde zich tot Disdir en zeide hem op kalmen, doch nadrukvollen toon: "Mher Vos, ik heb u plechtiglijk mijn aanstaande huwelijk met jonkver Wulf aangekondigd.

"Ziedaar mijne woning", zeide mher Van Praet. "Gelief mij te volgen, mher Baudewijn. Het middaguur is reeds voorbij. Gij moet vermoeid en hongerig zijn. Wees mijn gast." Baudewijn hield hem staan en zeide in gedachten, als hadde hij geene acht op deze uitnoodiging geslagen: "Er moet evenwel een middel zijn om 's graven schat uit hunne handen te krijgen!

Woord Van De Dag

kiest

Anderen Op Zoek